Uitspraak Nº _AWB - 17/1643. Rechtbank Den Haag, 2018-10-30

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:12836
Date30 Octubre 2018
Docket Number_AWB - 17/1643
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummers: SGR 17/1643, SGR 17/3704, SGR 17/7343 en SGR 18/2282

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2018 in de zaken tussen

eiser

(gemachtigde: mr. K.F.A.M. Weijling),

en

de raad van de gemeente Westland, verweerder

(gemachtigden: mr. J.J. Blanken en mr. E.K. Christiaansen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 september 2016, bekrachtigd op 13 september 2016, heeft verweerder eiser met onmiddellijke ingang geschorst in het belang van de dienst, de toegang tot de gebouwen van de gemeente ontzegd voor de duur van het in te stellen onderzoek en een dienstopdracht gegeven om alle aan hem ter beschikking gestelde gemeentelijke eigendommen per omgaande in te leveren.

Bij besluit van 24 januari 2017 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser voor een deel niet-ontvankelijk en voor een deel ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SGR 17/1643.

Bij besluit van 26 oktober 2016 heeft verweerder bepaald dat de schorsing zal voortduren tot de datum per wanneer het aan eiser te verlenen ontslag zal ingaan en dat de volledige bezoldiging van eiser wordt ingehouden.

Bij besluit van 16 november 2016 heeft verweerder aan eiser met ingang van 17 november 2016 ontslag verleend primair als disciplinaire straf wegens plichtsverzuim, subsidiair op andere gronden, en daarbij besloten de door de gemeente geleden schade op eiser te verhalen overeenkomstig het bepaalde in artikel 15:1:12 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO).

Bij besluit van 18 april 2017 (bestreden besluit II) heeft verweerder – voor zover hier van belang – de bezwaren van eiser tegen het besluit van 26 oktober 2016 en het besluit van

16 november 2016 ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SGR 17/3704.

Bij besluit van 24 februari 2017 heeft verweerder de eindafrekening vastgesteld en bepaald dat de verlofaanspraak van eiser wordt verminderd met 37 dagen en dat de aanspraken van eiser die uit de eindafrekening voortvloeien niet worden uitgekeerd, maar verrekend met de vordering die verweerder op eiser heeft.

Bij besluit van 14 september 2017 (bestreden besluit III) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit III beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SGR 17/7343.

Bij besluit van 12 september 2017 heeft verweerder de hoogte van het bedrag van de schade die verweerder op eiser zal verhalen, vastgesteld op € 170.084,73.

Bij besluit van 20 februari 2018 (bestreden besluit IV) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit IV beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SGR 18/2282.

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting in alle vier beroepen heeft plaatsgevonden op 18 september 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens was namens verweerder aanwezig

drs. W. de Zoete.

Overwegingen
1.1

Eiser was sinds [datum] 2005 aangesteld als griffier van de gemeenteraad van Westland. In deze functie was eiser tevens leidinggevende van de medewerkers op de griffie. Bij besluit van 6 maart 2015 is eiser met ingang van [datum] 2015 bevorderd naar functieschaal 16 wegens goed functioneren.

1.2

Op 2 september 2016 is de burgemeester van Westland in kennis gesteld van het feit dat twee griffiemedewerkers niet meer voor eiser wilden werken vanwege een aan hen door eiser verleende opdracht om een rapport te lekken, en vanwege intimiderend en ander onbehoorlijk gedrag van eiser. De burgemeester heeft hierover gesprekken gevoerd met medewerkers van de griffie, de presidiumvoorzitter en de werkgeverscommissie. Vervolgens heeft de werkgeverscommissie op 8 september 2016 over de meldingen een gesprek met de medewerkers van de griffie gehouden. Op grond van de aldus bekend geworden informatie, is bij verweerder het vermoeden gerezen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Verweerder heeft besloten een feitenonderzoek in te stellen en eiser te schorsen voor de duur van dat onderzoek. Dat besluit is aan eiser op 8 september 2016 telefonisch medegedeeld door de burgemeester, nadat gebleken was dat eiser dezelfde dag niet op het gemeentehuis zou verschijnen. Op 13 september 2016 is het besluit van

8 september 2016 bekrachtigd door verweerder.

1.3

Verweerder heeft een onafhankelijk extern bureau, Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann), opdracht gegeven een onderzoek te verrichten naar de aan eiser verweten feiten. In het kader van dat onderzoek zijn (voormalige) griffiemedewerkers en eiser geïnterviewd, is een digitaal onderzoek uitgevoerd op de zakelijke computer, de iPad en iPhone van eiser en netwerkdata van de griffie, en is een groot aantal van door eiser gedeclareerde en geaccordeerde facturen onderzocht.

1.4

De informatie verkregen uit het Hoffmann-onderzoek heeft verweerder geleid tot het uitbrengen van een voornemen tot disciplinair ontslag wegens plichtsverzuim, het wijzigen van de grondslag van de schorsing zodat eiser geschorst blijft tot intreding van het ontslag, het inhouden van de bezoldiging van eiser gedurende de schorsing, het nemen van een besluit tot schadeverhaal op eiser, het verrekenen van de financiële aanspraken van eiser met de vordering van verweerder op eiser, en het nemen van een besluit waarin de hoogte van het bedrag dat verweerder van eiser zal terugvorderen is vastgesteld.

2. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), onder meer de uitspraak van 15 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4946), hoeft de bestuursrechter niet op alle aangevoerde gronden en argumenten in te gaan, maar kan hij zich beperken tot de kern daarvan.

In het licht van deze jurisprudentie beperkt de rechtbank zich tot de kern van de gronden en argumenten die eiser tegen de bestreden besluiten uitvoerig naar voren heeft gebracht.

SGR 17/1643 en SGR 17/3704

3.1

Verweerder heeft zich in het bestreden besluit I – na eiser op zijn bezwaar te hebben gehoord en overeenkomstig het advies van 12 januari 2017 van de Commissie Bezwaarschriften Westland (de Commissie) – op het standpunt gesteld dat sprake was van een voldoende concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim en van een spoedeisend belang bij het opleggen van de ordemaatregel van schorsing.

3.2

Verweerder heeft bij het bestreden besluit II – na eiser te hebben gehoord en overeenkomstig het advies van 12 april 2017 van de Commissie – de disciplinaire straf van ontslag gehandhaafd wegens zeer ernstig plichtsverzuim. Het aan eiser verweten plichtsverzuim is mede gebaseerd op hetgeen uit het Hoffmann-onderzoek bekend is geworden over eiser en bestaat uit de volgende elementen:

- intimidatie, manipulatie en ongepast gedrag;

- werkzaamheden ten behoeve van “[netwerk-/kennisplatform]” c.q. eiser zelf;

- betalingen uit griffiebudget;

- gratificaties griffiepersoneel;

- schending geheimhouding en vertrouwelijkheid c.q. geluidsopnamen;

- niet onpartijdig en onafhankelijk c.q. inhoudelijk advies over klacht tegen burgemeester.

Voorts heeft verweerder bij het bestreden besluit II de subsidiaire ontslaggrond gehandhaafd wegens het bestaan van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie.

Verder heeft verweerder in het bestreden besluit II bepaald dat hij op eiser de schade die de gemeente heeft geleden ten gevolge van het plichtsverzuim zal verhalen, te weten: de kosten uit de door Hoffmann onderzochte en bij het onderzoeksrapport gevoegde facturen voor de uitgaven van eiser die hij in eigen belang heeft verricht; de kosten van het Hoffmann-onderzoek; en de kosten van de advocaat van verweerder (Capra Advocaten).

4. Eiser heeft tegen het bestreden besluit I en het bestreden besluit II, samengevat, het volgende aangevoerd.

Verweerder heeft zijn bevoegdheid om een ordemaatregel en een disciplinaire straf op te leggen voor een oneigenlijk doel gebruikt. Er werd al een tijd gezocht naar een aanleiding om een breed onderzoek (“fishing expedition”) naar eisers functioneren te doen, omdat men van eiser af wilde. De meeste feiten waarop het Hoffmann-onderzoek betrekking had waren allang bij verweerder bekend, maar gaven verweerder eerder geen reden om eiser op zijn handelen aan te spreken. Eiser vermoedt dat hij is geschorst om te voorkomen dat naar buiten bekend zou worden dat de asbestinventarisatierapporten die er wel behoorden te zijn, niet bestonden. Nu deze rapporten niet bestonden, kan van het lekken van die rapporten door eiser geen sprake zijn geweest. De documenten die eiser wilde verstrekken waren al openbaar gemaakt via een procedure op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Verweerder heeft op basis van het Hoffmann-onderzoek niet mogen besluiten zoals hij dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT