Uitspraak Nº ak_21_1324 en 22/702. Rechtbank Overijssel, 2022-10-26

ECLIECLI:NL:RBOVE:2022:3111
Docket Numberak_21_1324 en 22/702
Date26 Octubre 2022
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 21/1324 en 22/702

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. A.A.D. Bloemsma,

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Ichoh.

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom (hierna: last onder dwangsom I) opgelegd om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden na de verzenddatum van dat besluit, alle zonder vergunning gerealiseerde bouwwerken van het perceel [adres] in Deventer (hierna: het perceel) en van de openbare ruimte bij het perceel geheel te verwijderen en verwijderd te houden. Het betreft in ieder geval een aanbouw, een overkapping, een buiten de standplaats geplaatst tuinhuis, een poort en een buiten de standplaats geplaatst hekwerk. Als eiser niet of niet geheel binnen de genoemde begunstigingstermijn aan de last voldoet, is hij een dwangsom verschuldigd van € 2.500,- per bouwwerk, te betalen ineens.

Eiser heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 7 juli 2021 heeft verweerder het primaire besluit wat betreft de aanbouw en de overkapping herzien en voor het overige het besluit, onder aanpassing van de grondslag, in stand gelaten. Dat betekent dat verweerder alleen wat betreft de aanbouw en de over-kapping niet langer handhavend zal optreden, maar alleen tegen het tuinhuis, de poort en het hekwerk.

Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Dat is het beroep met zaaknummer AWB 21/1324.

Op 20 juli 2021 heeft verweerder aan eiser een invorderingsbeschikking gestuurd voor verbeurde dwangsommen voor het tuinhuis, de poort en het hekwerk. Op grond van artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep met zaaknummer AWB 21/1324 van rechtswege ook betrekking op deze invorderingsbeschikking.

Nadat bij een hercontrole op 3 augustus 2021 was gebleken dat het tuinhuis en het hekwerk nog niet door eiser waren verwijderd, heeft verweerder bij besluit van 21 oktober 2021 opnieuw een last onder dwangsom (hierna: last onder dwangsom II) opgelegd aan eiser, waarbij hij is gelast om voor 16 december 2021 het tuinhuis en het hekwerk te verwijderen en verwijderd te houden. Als eiser niet of niet geheel binnen die termijn aan de last voldoet, is hij een dwangsom verschuldigd van € 7.500,- per bouwwerk, te betalen ineens.

Ook tegen dat besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 9 maart 2022.

Eiser heeft tegen dat besluit eveneens beroep ingesteld bij de rechtbank. Dat is het beroep met zaaknummer AWB 22/702.

Op 21 maart 2022 heeft verweerder aan eiser een tweede invorderingsbeschikking gestuurd inzake verbeurde dwangsommen voor het tuinhuis en het hekwerk. Op grond van artikel 5:39, eerste lid, van de heeft het beroep met zaaknummer AWB 22/702 van rechtswege mede betrekking op deze invorderingsbeschikking.

Op 29 maart 2022 heeft verweerder de invordering van de verbeurde dwangsommen tijdelijk gestaakt in afwachting van de uitspraak van de rechtbank op de onderhavige beroepen.

Bij besluit van 9 juni 2022 heeft verweerder besloten het invorderingsbesluit van 21 maart 2022 in te trekken voor zover dat ziet op invordering van de dwangsom wegens het niet verwijderen van het hekwerk buiten de standplaats. Voor het overige (de invordering voor het niet verwijderen van het tuinhuis) laat verweerder zijn besluit van 21 maart 2022 in stand. Dit betekent dat eiser de dwangsom van € 7.500,- voor het hekwerk niet langer verschuldigd is. De andere dwangsom van € 7.500,- voor het niet verwijderen van het tuinhuis is eiser nog wel verschuldigd. De betaaltermijn daarvoor is tijdelijk uitgesteld tot na de uitspraak van de rechtbank over de last onder dwangsom voor het tuinhuis.

Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep met zaaknummer AWB 22/702 van rechtswege ook betrekking op deze gewijzigde invorderingsbeschikking.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2022. De beroepen zijn daarbij gevoegd behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote [naam] , en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT