Uitspraak Nº AMS 17/6561. Rechtbank Amsterdam, 2018-01-23

ECLIECLI:NL:RBAMS:2018:294
Docket NumberAMS 17/6561
Date23 Enero 2018
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 17/6561

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 januari 2018 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdam Cheese Company B.V., eiseres

(gemachtigden: mrs. T. Barkhuysen en J.C. Oosten),

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mrs. D.S.P. Roelands-Fransen en C.L. Brinks).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd. Verweerder heeft eiseres opgedragen de exploitatie van haar winkel aan het [adres] te (laten) staken en gestaakt te houden, uiterlijk op 4 november 2017 om 09.00 uur. Voldoet eiseres niet aan de last, dan zal verweerder bestuursdwang toepassen door het gebouw af te sluiten.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt, waarbij zij verweerder heeft verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep, als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Verweerder heeft ingestemd met het verzoek van eiseres om rechtstreeks beroep in te stellen.

De rechtbank heeft het eerder ontvangen bezwaarschrift van 2 november 2017 aangemerkt als beroepschrift.

Eiseres heeft aanvullende gronden van beroep ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft op het verweerschrift schriftelijk gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurders, [bestuurder 1] en [bestuurder 2] , en door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door [naam] , adviseur ruimtelijke ordening van verweerder.

Overwegingen

Inleiding

1. Eiseres exploiteert een bedrijfsformule die zich – kort gezegd – richt op de detailhandel in kaas en zij heeft, behalve de winkel waar het hier om gaat, vier winkels in de binnenstad van Amsterdam die zich richten op de verkoop van kaas.

2. Vanaf 1 oktober 2017 is eiseres huurster van de begane grond en de kelder van het pand aan het [adres] , zo blijkt uit de door eiseres overgelegde huurovereenkomst van 20 juli 2017. Eiseres is van plan om ook vanuit dit pand kaas te gaan verkopen.

3. Het perceel waarop eiseres haar onderneming wenst te vestigen is gelegen binnen het bestemmingsplan ‘Postcodegebied 1012 ’ en heeft de bestemming “Centrum – 1” en de dubbelbestemmingen “Waarde – Archeologie 2” en “Waarde – Cultuurhistorie” en heeft, tot slot, de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – orde 3”.

4. Op 27 september 2017 heeft de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam (de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit genomen. Daarin heeft ze verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het postcodegebied 1012 en een aantal andere in het stadsdeel Centrum gelegen straten, zoals aangegeven op de bij het voorbereidingsbesluit horende verbeelding. In artikel 3, aanhef en onder a, van het voorbereidingsbesluit, heeft de gemeenteraad bepaald dat het verboden is om het gebruik van gronden en/of bouwwerken die zijn gelegen binnen het gebied waar het voorbereidingsbesluit van toepassing is, te wijzigen naar vormen van detailhandel die zich blijkens hun reclame-uiting, presentatie, assortiment en/of bedrijfsvoering richten op dagjesmensen en/of toeristen.

5. Het voorbereidingsbesluit is op 5 oktober 2017 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2017, 56522).

6. Gelet op het bepaalde in artikel 6 van het voorbereidingsbesluit treedt dat besluit in werking een dag na bekendmaking. Het voorbereidingsbesluit is dus van kracht geworden op 6 oktober 2017.

7. Op 6 oktober 2017 heeft verweerder een melding ontvangen van een stalletje van eiseres op het trottoir, ter hoogte van het [adres] .

8. Naar aanleiding van die melding, hebben toezichthouders van verweerder op 10 en

12 oktober 2017 en op 1 en 2 november 2017 inspecties uitgevoerd bij eiseres. Tijdens de inspectie op 12 oktober 2017 zijn foto’s gemaakt en daarvan is een rapport opgemaakt. Van de inspecties op 1 en 2 november 2017 zijn ook foto’s gemaakt en is een rapport opgemaakt.

9. Op 12 oktober 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen ambtenaren van verweerder en eiseres. Daarin heeft eiseres onder meer aangegeven dat zij al open was voor 5 oktober 2017 en dat de nieuwe regeling niet van toepassing is op de winkel.

10. Verweerder heeft eiseres op 19 oktober 2017 een schriftelijke waarschuwing gegeven, waarin verweerder aangeeft dat hij vermoedt dat het door eiseres beoogde gebruik van het pand aan het [adres] niet in overeenstemming is met het voorbereidingsbesluit. Indien eiseres de winkel toch exploiteert ten behoeve van de Amsterdam Cheese Company zal verweerder een controle uitvoeren en zo nodig handhavend optreden.

11. Op basis van (de uitkomsten van) de inspecties heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Verweerder komt tot dat besluit omdat eiseres volgens verweerder in strijd heeft gehandeld met het ter plaatse geldende voorbereidingsbesluit. Eiseres heeft na 6 oktober 2017 namelijk de bestemming van het pand aan het [adres] gewijzigd naar detailhandel die zich qua reclame-uiting, presentatie, assortiment en/of bedrijfsvoering richt op dagjesmensen en/of toeristen. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de geconstateerde overtreding niet te legaliseren is en er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat hij dient af te zien van handhavend optreden. Verweerder deelt, tot slot, nog aan eiseres mee dat zij, indien verweerder genoodzaakt wordt tot het handhavend optreden via de aangezegde bestuursdwang, een verzoek om heropening kan doen.

12. Eiseres heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.

13. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft verweerder ingestemd met toepassing van artikel 7:1a van de Awb. Hij heeft dit bij brief van 9 november bevestigd.

14. Bij mondelinge uitspraak van 8 november 2017 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst.

Beoordeling door de rechtbank

Is de keuzenotitie een op de zaak betrekking hebbend stuk?

15. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de keuzenotitie ‘Ruimtelijke sturingsinstrumenten diversiteit winkel- en voorzieningenaanbod’ van 18 juli 2017 (de keuzenotitie) een op de zaak betrekkend hebbend stuk is en dat verweerder was gehouden, al dan niet onder toepassing van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb, die keuzenotitie aan de rechtbank over te leggen.

16. De gemeenteraad heeft het voorbereidingsbesluit onder meer genomen naar aanleiding van de keuzenotitie. De keuzenotitie is door verweerder niet overgelegd bij de op de zaak betrekking hebbende stukken.

17. De keuzenotitie is een interne notitie waarin een aantal opties is besproken ten behoeve van het aanpakken van de monocultuur in de Amsterdamse binnenstad. Op basis van die keuzenotitie is een keuze gemaakt voor het nemen van een voorbereidingsbesluit. Of er andere – of wellicht betere – keuzes mogelijk waren is voor de onderhavige zaak niet relevant. De keuze is immers gemaakt en het bestreden besluit is een uitvloeisel van die keuze. Naar het oordeel van de rechtbank staat de keuzenotitie daarom in een te ver verwijderd verband van het bestreden besluit om die notitie als een op de zaak betrekking hebbend stuk aan te merken. Het feit dat eiseres de rechtmatigheid van het voorbereidingsbesluit betwist, dat mede is genomen naar aanleiding van de keuzenotitie, maakt dit niet anders.

Het voorbereidingsbesluit

18. Eiseres stelt dat het voorbereidingsbesluit onverbindend is. Volgens eiseres is het voorbereidingsbesluit in strijd met een aantal algemene rechtsbeginselen die deels zijn neergelegd in de Awb en met het Europees recht.

19. De rechtbank stelt vast dat geen beroep kan worden ingesteld tegen het voorbereidingsbesluit. Artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is namelijk opgenomen in de zogenoemde negatieve lijst, behorende bij artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, waardoor tegen besluiten die zijn genomen op grond van dat artikel geen beroep kan worden ingesteld.

20. Met haar beroep staat eiseres – kennelijk – voor ogen dat de rechtbank het voorbereidingsbesluit alsnog toetst, namelijk middels de zogenoemde exceptieve toets. Deze toets houdt – vooralsnog1 – in dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing laat indien dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Een zodanig voorschrift kan verder wegens strijd met een algemeen rechtsbeginsel buiten toepassing worden gelaten indien het desbetreffende overheidsorgaan, in aanmerking genomen de feitelijke omstandigheden en de belangen die aan dit orgaan ten tijde van de totstandbrenging van het voorschrift bekend waren of op grond van deugdelijk onderzoek behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot vaststelling van dat voorschrift heeft kunnen komen. De rechter heeft echter niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen.

Het is aan het regelgevend bevoegd gezag de verschillende belangen en de feiten en omstandigheden die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen.2

Is het voorbereidingsbesluit in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en het verbod op willekeur?

21. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om overgangsrecht te formuleren bij het voorbereidingsbesluit, inhoudende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT