Uitspraak Nº AMS 20/346, AMS 20/365, AMS 20/366, AMS 20/371 en AMS 20/646. Rechtbank Amsterdam, 2022-02-24

ECLIECLI:NL:RBAMS:2022:956
Date24 Febrero 2022
Docket NumberAMS 20/346, AMS 20/365, AMS 20/366, AMS 20/371 en AMS 20/646
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 20/346

AMS 20/365

AMS 20/366

AMS 20/371

AMS 20/646


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres I

(gemachtigde: mr. I. de Roos),

InBev Vastgoed B.V., uit Breda, eiseres II,

(gemachtigden: mr. L.C.G. Hoenselaar-Bots en mr. B. Poort)

InBev Nederland N.V., uit Valkenswaard, eiseres III,

(gemachtigden: mr. L.C.G. Hoenselaar-Bots en mr. B. Poort)

Stichting Emergo Vastgoed, uit Amsterdam, eiseres IV

(gemachtigde: mr. J.G.M. de Koning),

hierna gezamenlijk: eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J.J. Stellinga).

Procesverloop

In vijf besluiten van 24 juni 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder aan eisers I, II en IV elk een bestuurlijke boete opgelegd van € 20.500 wegens het zonder vergunning aan de woonruimtevoorraad onttrekken van de woning aan de [adres] te Amsterdam. Daarnaast heeft verweerder in twee besluiten van deze datum aan eisers I en II een last onder dwangsom opgelegd van telkens € 50.000.

In vijf besluiten van 19 en 20 december 2019 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij twee besluiten van 6 december 2021 heeft verweerder de bestreden boetebesluiten gericht aan eiseres II en IV gewijzigd, de desbetreffende primaire besluiten gedeeltelijk herroepen, en daarbij de boetebedragen gematigd naar respectievelijk € 2.050,- en € 18.450,-. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maken deze besluiten van rechtswege deel uit van het beroep.

De zaken zijn op 13 december 2021 (gedeeltelijk digitaal) behandeld op zitting.

Eiseres I is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens eisers II en III is verschenen [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigden. Namens eiseres IV is verschenen [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen
1.1.

Eisers II en IV waren eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: ‘de woning’ of ‘het adres’) te Amsterdam. Eiseres II was voor 1/10e deel eigenaar en eiseres IV voor 9/10e. Zij verhuurden de woning aan eiseres III, die het op haar beurt onderverhuurde aan eiseres I. Op de begane grond bevindt zich een [bedrijf] , geëxploiteerd door eiseres I. De gronden zijn bestemd als ‘gemengd-1.3’ in het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’. In de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) heeft het adres de bestemming ‘wonen’.

1.2

Naar aanleiding van een onderzoek naar administratieve leegstand, heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar het feitelijk gebruik van de woning. Op het adres stond niemand ingeschreven in de Basisregistratie personen (Brp). Op 15 januari 2019 hebben toezichthouders de woning bezocht met een machtiging tot binnentreden. Van dit bezoek is een rapport van bevindingen en een beeldverslag opgemaakt. Verweerder heeft eiseres I op 18 januari telefonisch gehoord.

1.3.

Verweerder heeft op 15 maart 2019 voornemens tot de primaire besluiten geuit aan eisers I, II en IV.

2.1.

Verweerder heeft vervolgens aan eisers I, II en IV bestuurlijke boetes van € 20.500 opgelegd en aan eisers I en II lasten onder dwangsom van € 50.000 opgelegd, wegens overtreding van artikel 21, onder a, van de Huisvestingswet 2014 (de Huisvestingswet of Hvw). Hij legt hieraan ten grondslag dat uit onderzoek vier Airbnb-recensies van toeristen over de woning naar voren zijn gekomen. Verder is een gelabelde sleutel aangetroffen in het trappenhuis en heeft de bovenbuurvrouw verklaard dat er verschillende personen in en uit de woning gaan. Daarnaast stond niemand ingeschreven en heeft eiseres I verklaard dat zij er niet woont. Verweerder ziet eiseres I als feitelijk overtreder, nu zij als huurder van het [bedrijf] en de woning verantwoordelijk is voor het rechtmatige gebruik. Zij heeft de woning echter in gebruik gegeven aan wisselende personen voor korte periodes. Eisers II en IV hebben volgens verweerder als eigenaren hun zorgplicht voor het rechtmatig gebruik van de woning geschonden en moeten volgens verweerder als functioneel overtreder worden aangemerkt. Voor de hoogte van de boetes verwijst verweerder naar de bijlagen van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (Huisvestingsverordening of Hvv).

2.2.

Bij twee wijzigingsbesluiten van 6 december 2021 heeft verweerder de hoogte van de boetes aan eisers II en IV gematigd overeenkomstig hun aandeel in het eigendom, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 oktober 2020.1 De nieuwe boetebedragen zijn respectievelijk € 2.050,- en € 18.450,-.

3. De rechtbank verwijst voor het juridisch kader naar de bijlage.

Hebben eisers II en III een procesbelang?

4. Eisers II en III hebben verklaard dat per 4 oktober 2021 hun situatie is gewijzigd. Eiseres II heeft haar eigendomsdeel overgedragen aan eiseres IV en de samenwerking en de beheersovereenkomst tussen eisers II, III en IV is beëindigd.

5. De rechtbank overweegt dat procesbelang wordt aangenomen als het resultaat dat met de procedure wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor eisers feitelijk betekenis kan hebben. Een louter formeel of principieel belang is onvoldoende. Het hebben van een procesbelang is een voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het beroep.2

6.1.

De rechtbank is van oordeel dat eiseres II geen procesbelang (meer) heeft bij de last onder dwangsom, en eiseres III geen procesbelang heeft bij de last onder dwangsom noch bij de boete. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

6.2.

Eiseres II heeft haar procesbelang bij de last onder dwangsom verloren ten gevolge van de eigendomsoverdracht van de woning aan eiseres IV. Immers, uitgesloten is nu dat zij de last onder dwangsom kan overtreden in de toekomst. Van enige overtreding in de voorliggende periode die tot verbeurte van de dwangsom zou hebben kunnen leiden is voorts gesteld noch gebleken. De beoordeling van het bestreden besluit heeft derhalve geen feitelijke betekenis meer voor haar. Het procesbelang van eiseres II bij de aan haar opgelegde boete blijft onverminderd gelden, gelet op het daarmee gemoeide financiële belang.3

6.3.

Hetgeen hiervoor ten aanzien van de last onder dwangsom is opgemerkt, geldt ook ten aanzien van eiseres III voor zover zij al belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank begrijpt eiseres III zo dat al haar betrokkenheid bij de woning is opgehouden te bestaan, zodat enig oordeel over de gebruiksmogelijkheden van de woning geen feitelijke betekenis meer heeft voor haar. Dit betekent dat zij niet alleen geen belang heeft ten aanzien van de last onder dwangsom, zoals zij zelf betoogt, maar evenmin bij de boete.

Tussenconclusie

7. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres II tegen de aan haar opgelegde last onder dwangsom niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaart daarnaast de beide beroepen van eiseres III niet-ontvankelijk.

8. Waar de rechtbank hierna spreekt over ‘eisers’, doelt zij slechts op eisers I, II en IV.

Is de Huisvestingsverordening verbindend?

9. Eisers betogen dat de Huisvestingsverordening onverbindend is, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis. De huidige rechtspraak van de Afdeling is een onjuiste uitleg hiervan. De gemeente gebruikt ten onrechte het vergunningenstelsel om leefbaarheidsproblematiek te reguleren. Verweerder heeft verder nagelaten om te motiveren waarom de schaarsteproblematiek ook specifiek voor dit soort bedrijfsmatig gebruikte woningen geldt. De gemeenteraad heeft daarom niet zonder meer dit soort woningen kunnen scharen onder de vergunningplicht.

10. De rechtbank overweegt dat volgens de toelichting op artikel 3.1.1 van de Huisvestingsverordening de aanwijzing van de woonruimtevoorraad noodzakelijk is omdat sturing door middel van voorraadbeleid gewenst is. Een uitgebreide onderbouwing van de noodzaak is te vinden in het rapport ‘Schaarstepatronen in de woningvoorraad van de stadsregio Amsterdam’ d.d. 10 november 2014 en het ‘Eindverslag onderbouwing schaarste ten behoeve van de huisvestingsvergunning van de Stadsregio Amsterdam’ van 31 oktober 2014. De conclusie uit het rapport en het eindverslag is dat de gehele...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT