Uitspraak Nº AMS 21/3016. Rechtbank Amsterdam, 2022-06-17

ECLIECLI:NL:RBAMS:2022:3543
Docket NumberAMS 21/3016
Date17 Junio 2022
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 21/3016 en anderen1

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] en anderen, te [woonplaats] , eisers

(gemachtigden: mr. M. Snippe en mr. P.A. Willemsen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, het college

(gemachtigden: mr. N. Verkerk, mr. J.E. van Bruggen en S. Wirkin).

Procesverloop

Bij besluiten van verschillende data (de primaire besluiten) heeft het college aan eisers vergunningen verleend voor het exploiteren van een Bed & Breakfast (B&B).2

Bij afzonderlijke besluiten van 22 april 2021 en 29 december 2021 (de bestreden besluiten) heeft het college de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2022. [naam 1] , [naam 2] ( [naam vereniging] ), [naam 3] ( [naam vereniging] ) en mr. Snippe zijn fysiek verschenen. [naam 4] , [naam 5] , [eiser] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] ,
[naam 12] , [naam 13] , [naam 14] en mr. Willemsen hebben via (beeld)verbinding deelgenomen aan de zitting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De zaken zijn gevoegd behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek in alle zaken gesloten.

Conclusie

1. De rechtbank stelt eisers niet in het gelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de juiste grondslag toegepast. De Wet toeristische verhuur is namelijk nog niet van toepassing op het vergunningstelsel. Ook in het geval van het exploiteren van een B&B is sprake van onttrekking in de zin van de Huisvestingswet en kan dus een vergunning worden geëist. Het vergunningstelsel is niet in strijd met de Dienstenrichtlijn.3 Er ligt een dwingende reden van algemeen belang aan ten grondslag, namelijk de bescherming van het stedelijk milieu, en het stelsel en de voorschriften zijn evenredig, dat wil zeggen ze zijn geschikt om het doel te dienen en gaan niet verder dan strikt noodzakelijk. Tot slot is de rechtbank ook niet gebleken van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM4, het eigendomsrecht. Dit betekent dat het beroep ongegrond is en dat er ook geen reden is voor een proceskostenveroordeling.

Inleiding

2. Tot 1 januari 2020 was het exploiteren van een B&B vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 en gold er een eenmalige meldplicht. Met de Huisvestingsverordening 2020 is hier verandering in gekomen en is een vergunningplicht voor B&B’s ingevoerd. Naast deze vergunningplicht zijn er ook wijkquota vastgesteld voor alle 99 wijken in Amsterdam. Per wijk is bepaald hoeveel B&B’s er maximaal mogen zijn. Verder zijn er eisen gesteld waaraan een B&B moet voldoen.

3. Eisers hebben allemaal een vergunning aangevraagd voor het exploiteren van een B&B en deze vergunningen zijn ook verleend. Eisers zijn het niet eens met de eisen die aan de vergunningverlening zijn verbonden en komen daar tegen op.

4. De rechtbank zal in deze uitspraak allereerst ingaan op de vraag of eisers procesbelang hebben. Daarna zal de rechtbank uiteenzetten hoe intensief moet worden getoetst. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de vraag of het college het juiste toetsingskader heeft toegepast. Daarna zal de rechtbank bespreken of sprake is van onttrekking. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de Dienstenrichtlijn. En tot slot zal de rechtbank de gronden bespreken die zijn aangevoerd in het kader van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.

5. De regels die van toepassing zijn staan in de Dienstenrichtlijn, artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020. De toepasselijke artikelen staan opgenomen in bijlage 2, die deel uitmaakt van deze uitspraak. Verder is het beleid uitgewerkt in de Toelichting Huisvestingsverordening, de Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 en het Beleidskader Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

Hebben eisers (proces)belang?

6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eisers wel (proces)belang hebben bij deze procedure. Eisers hebben immers een vergunning gekregen en voldoen dus aan de eisen die aan de vergunningverlening worden gesteld.

7. De rechtbank is van oordeel dat eisers procesbelang hebben bij een oordeel van de rechtbank over de vergunningplicht en de aan de eisen die aan de vergunningen worden gesteld. Hierdoor worden zij namelijk beperkt in de wijze waarop zij hun B&B wensen te voeren. In zoverre is hun beroep ontvankelijk. Eisers hebben echter geen belang bij een oordeel van de rechtbank over de gronden die zij hebben gericht tegen het boetebeleid. Het boetebeleid ziet immers op de gevallen waarin niet is voldaan aan de eisen die aan de vergunning worden gesteld of waarin zonder vergunning een B&B wordt geëxploiteerd. Dat valt buiten de omvang van dit geding waarin wordt beoordeeld of het college wel een vergunningstelsel mocht invoeren. Daarom zal de rechtbank deze gronden niet bespreken.

Intensiteit van toetsing

8.

8.1.

Het college heeft de vergunningen verleend op grond van de regels in de Huisvestingsverordening. Dit is een algemeen verbindend voorschrift. De rechtbank kan een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift is gebaseerd, toetsen op rechtmatigheid (de exceptieve toetsing). De rechtbank kan beoordelen of dit algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het besluit waarover de zaak gaat. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. De intensiteit van de beoordeling dient materieel terughoudend te zijn als bij het nemen van de beslissing politiek-bestuurlijke afwegingen kunnen worden of zijn gemaakt. Het is niet aan de rechtbank om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen wordt toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. Wat betreft de in acht te nemen belangen en de weging van die belangen geldt dat de beoordeling daarvan intensiever kan zijn naarmate het algemeen verbindend voorschrift meer ingrijpt in het leven van de belanghebbenden en daarbij fundamentele rechten aan de orde zijn.5

8.2.

Het invoeren van een vergunningplicht voor B&B’s is onderdeel van een pakket aan maatregelen in het kader van de bestuurlijk-politieke keuze die de gemeente Amsterdam heeft gemaakt om een nieuw evenwicht te vinden tussen bezoekers en bewoners. Dit pakket is uitgewerkt in het programma ‘Stad in Balans 2018-2022’. De gemeenteraad kan op dit gebied politieke-bestuurlijke afwegingen maken. Zoals hiervoor is vermeld, moet de rechtbank die afwegingen terughoudend toetsen.6

Heeft het college de juiste grondslag gehanteerd?

9.

9.1.

In geschil is of het college de juiste grondslag heeft gehanteerd. Volgens eisers zijn de wijzigingen van de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening 2020 als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet toeristische verhuur van woonruimte van toepassing. Volgens eisers kan de vergunningplicht dan ook niet gebaseerd worden op artikel 21 van de Huisvestingswet maar is artikel 23c van de Huisvestingswet de grondslag. Het college heeft hiertegen aangevoerd dat op grond van het overgangsrecht de Huisvestingsverordening 2020 zoals die gold ten tijde van de aanvragen van toepassing is.

9.2.

De rechtbank stelt vast dat op 1 januari 2021 de Wet toeristische verhuur van woonruimte in werking is getreden. Tot 1 januari 2021 kon op grond van artikel 21 van de Huisvestingswet een onttrekkingsvergunning verlangd worden voor toeristische verhuur. Met de inwerkingtreding van de Wet toeristische verhuur van woonruimte is een nieuw artikel 23c toegevoegd dat de vergunningplicht voor toeristische verhuur regelt. Dit betekent dat vanaf die datum artikel 23c de grondslag voor de vergunning zou moeten zijn. Echter, in artikel 51, tweede lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet is opgenomen dat als een gemeente voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wet in de Huisvestingsverordening regels heeft opgenomen over toeristische verhuur van woonruimte met toepassing van artikel 21, deze regels één jaar na het tijdstip van inwerkingtreding vervallen. In de gemeente Amsterdam waren voor de inwerkingtreding van de Wet toeristische verhuur in de Huisvestingsverordening al regels opgenomen over vakantieverhuur van woningen. Dit betekent dat die regels vervallen per 1 januari 2022. Ten tijde van de bestreden besluiten kon artikel 21 van de Huisvestingswet dus nog als grondslag worden gebruikt.

9.3.

Verder volgt uit het overgangsrecht, zoals opgenomen in artikel 5.1, derde lid, van de Huisvestingsverordening 2020, zoals dat gold ten tijde van de bestreden besluiten, dat aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de verordening worden beoordeeld op grond van de Huisvestingsverordening, zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag, met uitzondering van artikel 3.1.1. Alle vergunningen zijn aangevraagd tussen 1 januari 2020 en 1 juli 2020. Hiermee vallen ze onder de Huisvestingsverordening zoals die gold van 1 januari 2020 tot 1 juli 2020. Het college heeft dan ook de juiste grondslag gehanteerd.

Is sprake van woningonttrekking?

10.

10.1.

Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van onttrekking in de zin van de Huisvestingswet. De woning is immers nog steeds geschikt voor bewoning en wordt ook bewoond. Het al dan niet exploiteren van een B&B heeft volgens eisers dan ook geen effect op de woonruimtevoorraad. Omdat er geen sprake is van onttrekking, valt het exploiteren van een B&B ook...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT