Uitspraak Nº AWB - 15 _ 5236. Rechtbank Amsterdam, 2018-03-29

ECLIECLI:NL:RBAMS:2018:1977
Date29 Marzo 2018
Docket NumberAWB - 15 _ 5236
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 15/5236

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2018 in de zaak tussen [de vrouw] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.C. Danel),

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. G.A. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden afgewezen.

Bij besluit van 8 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.M. van der Vlies. De rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld te laten weten of het door eiseres gewenste nadere onderzoek zal worden uitgevoerd. Bij brief van 6 april 2016 heeft verweerder laten weten af te zien van nader onderzoek en aangekondigd een nieuw besluit op bezwaar te zullen nemen. Eiseres heeft hierop met een brief van 29 april 2016, met stukken, gereageerd.

Bij brief van 17 mei 2016 heeft verweerder aan eiseres laten weten het bestreden besluit, onder wijziging van de weergegeven motivering, in stand te laten.

De rechtbank heeft vervolgens de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (de StAB) als deskundige benoemd. De StAB heeft op 5 oktober 2016 een deskundigenrapport uitgebracht. Beide partijen hebben hierop gereageerd.

De rechtbank heeft eiseres bij brief van 12 april 2017 gevraagd welk belang zij heeft bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep. Hierop heeft eiseres bij brief van 2 mei 2017 gereageerd. Bij brieven van 12 juni 2017 en 21 september 2017 hebben eiseres en verweerder nog nadere reacties ingediend.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 3 oktober 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [de persoon]

Overwegingen

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1.1

Eiseres woonde tot eind 2016 aan [adres] te Amsterdam. Onder haar woning was een [bedrijf] gevestigd en schuin onder haar woning een supermarkt. Vanwege ervaren trillings- en geluidshinder in haar woning heeft eiseres samen met haar buurvrouw van [huisnummer] verweerder meermalen verzocht onderzoek in te stellen en handhavend op te treden.

1.2

Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres en haar buurvrouw opgevat als een (herhaald) verzoek om handhavend op te treden. Verweerder heeft het handhavingsverzoek onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen.

1.3

Bij besluit van 5 juni 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiseres en haar buurvrouw ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de motivering van het primaire besluit aangepast, in die zin dat het verzoek om handhavend op te treden niet langer wordt afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 4:6 van de Awb, maar om inhoudelijke redenen. Onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft verweerder overwogen dat er geen aanleiding was om te betwijfelen dat, nadat in 2012 een aantal bronmaatregelen waren getroffen, door toezichthouders niet of nauwelijks trillingen werden waargenomen.

1.4

Bij uitspraak van 24 december 2014, zaaknummer 13/3908, heeft deze rechtbank het daartegen door eiseres en haar buurvrouw ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat verweerder zijn standpunt dat geen aanleiding bestond om een onderzoek te laten uitvoeren door een gespecialiseerd bureau op het gebied van trillingshinder onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft er daarbij op gewezen dat volgens de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B “Hinder voor personen in gebouwen” voor het meten van trillingshinder een gespecialiseerd bureau moet worden ingeschakeld. De rechtbank heeft bij het oordeel nog betrokken dat uit een brief van 1 mei 2014 van de door eiseres ingeschakelde deskundige, U. Visser, is gebleken dat er bij de inrichtingen (de supermarkt en de [bedrijf] ) meerdere bronnen van overlast kunnen zijn en dat het gelet op de ontbrekende verslagen van de inspecties die hebben plaatsgevonden niet duidelijk is of deze allemaal zijn onderzocht.

Wettelijk kader

2. Voor de van belang zijnde wettelijke bepalingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.

Wat zijn de standpunten van de partijen?

3.1

Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres (opnieuw) ongegrond verklaard en het besluit tot weigering om handhavend op te treden gehandhaafd. Hierbij heeft verweerder overwogen dat slechts indien uit trillingsonderzoek zou blijken dat sprake is van trillingen in de woning van eiseres welke de wettelijke normen overschrijden, en bovendien een trillingsbron kan worden gevonden, er handhavend kan worden optreden. Eiseres heeft echter geen medewerking willen verlenen aan het door verweerder voorgestelde nader onderzoek. Verweerder stelt dat een trillingsonderzoek in één van de woningen van eiseres en haar buurvrouw voldoende is om te kunnen beoordelen of handhavend opgetreden kan (en moet) worden. Een tweede onderzoek in de naastgelegen woning zal geen extra, aanvullende data opleveren. Verweerder acht zich niet gehouden het door eiseres gewenste onderzoek te laten uitvoeren naar laag frequent geluid (LFG). Volgens verweerder kan dat niet leiden tot bestuursrechtelijk optreden omdat voor LFG geen wettelijke normen bestaan. De wetgever heeft ervoor gekozen LFG onder de algemene geluidsnormen te scharen. De geluidswaarden zijn voor alle frequenties uitputtend geregeld in het activiteitenbesluit, aldus verweerder.

3.2

Bij brief van 17 mei 2017 heeft verweerder, op grond van een in opdracht van hem door A.V. Consulting B.V. (verder: AV Consulting) uitgevoerd trillings- en geluidsonderzoek in de woning van eiseres, waarvan de resultaten zijn neergelegd in rapporten van 5 januari 2016 respectievelijk 11 januari 2016, het bestreden besluit nader gemotiveerd. Hierbij heeft verweerder overwogen dat het onderzoek laat zien dat van een overtreding van wettelijke voorschriften met betrekking tot trilling en geluid geen sprake is.

4. In beroep heeft eiseres aangevoerd, kort samengevat, dat zij als gevolg van LFG en trillingen afkomstig van [bedrijf] mogelijk in combinatie met de koelinstallaties van de supermarkt zeer veel hinder ondervindt. Volgens eiseres heeft verweerder onzorgvuldig onderzoek verricht, waardoor de beslissing om af te zien van handhavend optreden ondeugdelijk is gemotiveerd. Door deze beslissing wordt eiseres onevenredig in haar belangen geschaad en zij verzoekt verweerder te veroordelen in de schade die zij als gevolg...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT