Uitspraak Nº AWB - 15 _ 12489. Rechtbank Den Haag, 2015-11-06

ECLIECLI:NL:RBDHA:2015:13238
Docket NumberAWB - 15 _ 12489
Date06 Noviembre 2015
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 15/12489 (beroep), AWB 15/12490 (voorlopige voorziening), AWB 15/12491 (beroep), AWB 15/12492 (voorlopige voorziening), AWB 15/12530 (beroep) en AWB 15/12531 (voorlopige voorziening)

V-nrs: [volgnummers]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 6 november 2015 in de zaak tussen

[de man] ,

geboren op [geboortedatum] , eiser en verzoeker, hierna eiser,

[de vrouw]

geboren op [geboortedatum] , eiseres en verzoekster, hierna eiseres,

in hun hoedanigheid als ouders mede namens:

[minderjarige]

geboren op [geboortedatum] ,

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] en

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] ,

allen van Turkse nationaliteit,

hierna gezamenlijk te noemen: eisers

(gemachtigde: mr. C.A. Madern),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoots).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 11 november 2014 (de primaire besluiten I) heeft verweerder de aanvragen van eiser en eiseres om verlening van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen. Bij eveneens afzonderlijke besluiten van 11 november 2014 (de primaire besluiten II) heeft verweerder de aanvragen van de kinderen van eiser en eiseres om verlening van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking ‘verblijf bij ouders’ afgewezen.

De tegen de primaire besluiten I en II gemaakte bezwaren zijn bij afzonderlijke besluiten van

2 juni 2015 (de bestreden besluiten) ongegrond verklaard.

Hangende de bezwaarfase hebben eisers verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist. Deze verzoeken zijn door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, bij uitspraak van 6 februari 2015 afgewezen (AWB 14/25809, AWB 14/25805, AWB 14/25800, AWB 14/25795 & AWB 14/25807).

Op 26 juni 2015 heeft de rechtbank de beroepschriften van eisers ontvangen. Bij brieven van 26 juni 2015 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting van eisers te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2015. Eiser, eiseres en hun oudste kind zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig

A. Calbaijir, tolk in de Turkse taal. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep inzake AWB 15/12489 en AWB 15/12491

1.1

Eiser en eiseres hebben eerder op respectievelijk 19 april 2010 en 26 juli 2010 een aanvraag ingediend om in Nederland arbeid als zelfstandige te kunnen verrichten. Bij besluiten van 14 september 2010 heeft verweerder deze aanvragen afgewezen en bij besluiten van 1 april 2011 de bezwaren ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van

22 januari 2013 (kenmerk: 201109479/1/V1) de laatstgenoemde besluiten in stand gelaten.

1.2

Eiser en eiseres hebben op 27 september 2013 onderhavige aanvraag ingediend om in Nederland arbeid als zelfstandige te kunnen verrichten als vennoot van de vennootschap onder firma (VOF) [firma] . Eiser en eiseres drijven samen als elkaars medevennoot de VOF sinds 4 november 2009.

1.3

Ter onderbouwing van hun aanvraag hebben eiser en eiseres een ondernemingsplan van 13 juni 2013, verklaringen van opdrachtgevers, aangiften omzet- en inkomstenbelasting over 2012 tot en met het tweede kwartaal van 2014, (concept en tussentijdse) balans- en verlies- en winstrekeningen over 2012 en 2013, (tussentijdse) jaarrekeningen over 2012 en 2013, salarisstroken van werknemers, facturen, bankafschriften, offertes en aanslagen van de Belastingdienst overgelegd. In bezwaar hebben eiser en eiseres elf adviezen van de minister van Economische zaken (EZ) overgelegd in andere zaken met betrekking tot Turkse zelfstandigen, te weten:

 een advies van 27 januari 2011 inzake [naam] ;

 een advies van 3 augustus 2012 inzake [naam2] ;

 een advies van 7 november 2012 inzake [naam3] ;

 adviezen van 30 november 2012 en 13 augustus 2013 inzake [naam4] ;

 een advies van 12 december 2012 inzake [naam5] ;

 een advies van 19 januari 2013 inzake [naam6] ;

 een advies van 12 februari 2013 inzake [naam7] ;

 een advies van 13 februari 2013 inzake [naam8] ;

 een advies van 6 februari 2014 inzake [naam9] ;

 een advies van onbekende datum inzake [naam10] .

Verder hebben eiser en eiseres een door een accountant op 4 december 2014 aangepast en uitgebreid ondernemingsplan overgelegd, alsmede stukken van ABN AMRO, het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) en Afbouwpost Stukadoors met betrekking tot de brancheprognose. Tevens zijn nadere facturen, aangiften omzetbelasting over het 2e en 3e kwartaal van 2014 en het 1e kwartaal van 2015, aangiften inkomstenbelasting over 2014, aangifte loonheffing mei 2015, bankafschriften, verklaringen van opdrachtgevers, jaarcijfers over 2014, salarisstroken van twee werknemers en kwartaalcijfers over het 1e kwartaal van 2015 overgelegd. In beroep is een artikel afkomstig van www.nu.nl van 9 juli 2015 en een artikel afkomstig van www.nos.nl van 16 juli 2015 overgelegd.

2.1

In de primaire besluiten I heeft verweerder de aanvraag van eiser en eiseres afgewezen onder verwijzing naar een negatief advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) van 23 oktober 2014 (het advies). In dit advies is geconcludeerd dat met de arbeid van eiser en eiseres geen wezenlijk Nederlands economisch belang wordt gediend. Overwogen wordt dat uit de door eiser en eiseres overgelegde stukken is gebleken dat de onderneming, waarmee weliswaar het wettelijk minimumloon wordt verdiend, grotendeels afhankelijk is van een tweetal opdrachtgevers. Dit betekent een gevaar voor de continuïteit van de onderneming. Bovendien heeft deze manier van werken voor Nederland geen meerwaarde, maar juist een negatieve invloed op de markteconomie en de werkgelegenheidssituatie. De werkzaamheden zijn niet van dien aard dat deze niet door een nu nog werkloze gedaan zouden kunnen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT