Uitspraak Nº AWB - 15 _ 3232. Rechtbank Noord-Holland, 2015-10-29

ECLIECLI:NL:RBNHO:2015:12077
Date29 Octubre 2015
Docket NumberAWB - 15 _ 3232
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 15/3232

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 oktober 2015 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Kikkert),

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser de verplichting opgelegd zich te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen en de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst.

Bij besluit van 22 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen
1.1

Op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) doen, indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.

Op grond van artikel 131, eerste lid, van de Wvw 1994 besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling genomen.

1.2

Op grond van artikel 12, aanhef en onder c, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: de Regeling) komt betrokkene niet in aanmerking voor de educatieve maatregel alcohol en verkeer indien hij de afgelopen vijf jaar aan een educatieve maatregel alcohol en verkeer heeft deelgenomen.

Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Regeling, zoals dat met ingang van 10 april 2015 luidt en voor zover van belang, besluit het CBR dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien:

(…);

b. bij betrokkene, in de hoedanigheid van beginnende bestuurder, een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;

(…);

e. betrokkene op grond van artikel 12 niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel alcohol en verkeer.

2. Verweerder heeft op 14 oktober 2014 een mededeling van de korpschef van de Politie Eenheid Noord-Holland ontvangen als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994. In voormelde mededeling is vermeld dat tegen eiser binnen vijf jaar tenminste twee keer proces-verbaal is opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, van de Wvw 1994, te weten op 12 februari 2012 en 12 oktober 2014, waarbij bij hem een ademalcoholgehalte is geconstateerd van respectievelijk 380 µg/l en 620 µg/l. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan het primaire besluit genomen.

3.1

Eiser betoogt in de eerste plaats dat artikel 23 van de Regeling onverbindend is. Hij voert hiertoe aan dat, gelet op de factoren die een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van alcoholmisbruik, bij iemand die recidiveert altijd tot de conclusie zal worden gekomen dat sprake is van alcoholmisbruik op basis waarvan het rijbewijs (voor onbepaalde tijd) ongeldig zal worden verklaard. Bij een recidivist is namelijk altijd sprake van voortdurend of herhaaldelijk gebruik van alcohol. Alcoholgebruik wordt op deze manier nagenoeg gelijk gesteld met alcoholmisbruik. Een zware maatregel als het opleggen van een alcoholslotprogramma (asp) waarbij een belangenafweging niet mogelijk was en waarbij het risico bestond dat personen onevenredig zwaar werden getroffen is hierdoor vervangen door een nog zwaardere maatregel, waarbij evenmin ruimte bestaat voor een belangenafweging. Bovendien zijn er hoge kosten aan het opgelegde onderzoek en aan een eventueel aan te vragen tweede onderzoek, waar eveneens logischerwijs de conclusie alcoholmisbruik uit zal komen, verbonden. Voor personen met een laag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT