Uitspraak Nº AWB - 16 _ 22814. Rechtbank Den Haag, 2017-08-23

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:9871
Docket NumberAWB - 16 _ 22814
Date23 Agosto 2017
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/22814

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2017 in de zaak tussen [eiser], eiser, V-nummer [V-nummer],

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.M.G. Bouma).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier, met als doel ‘familieleven op grond van artikel 8 EVRM’, afgewezen en beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).

Bij besluit van 6 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.


Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2017.

Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1975 en de Armeense nationaliteit te hebben. Eiser is gehuwd geweest met [persoon A], zij is in het bezit van een reguliere verblijfsvergunning. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren (een dochter van 6 jaar en een zoon en dochter van 4 jaar). In 2013 is het huwelijk ontbonden, maar zij wonen nog steeds als gezin samen in [plaats].

2. Eisers asielaanvraag van 3 maart 2009 is door verweerder op 19 november 2009 afgewezen. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van 10 mei 2010 door deze rechtbank ongegrond verklaard.

Op 27 juli 2010 heeft verweerder eisers aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw afgewezen. In de beslissing op bezwaar van 30 november 2010 is aan eiser opschorting van vertrek verleend van 30 november 2010 tot 1 maart 2011.

Op 19 april 2011 heeft verweerder eisers aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw wederom afgewezen. Uiteindelijk heeft de zaak geresulteerd in een ongegrond verklaard beroep door deze rechtbank bij uitspraak van 20 december 2013.

3. Verweerder heeft aan de afwijzing van de gevraagde verblijfsvergunning, met als doel ‘familieleven op grond van artikel 8 EVRM’, ten grondslag gelegd dat eiser niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv). Verweerder heeft op grond van het advies van 10 augustus 2015 en de aanvulling daarop van 27 oktober 2015 van het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) geen aanleiding gezien eiser een vrijstelling van het mvv-vereiste te verlenen, omdat niet is gebleken dat het voor eiser in verband met zijn gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Voorts zijn er geen bijzondere omstandigheden voor een geslaagd beroep op de hardheidsclausule. Verweerder heeft evenmin aanleiding gezien aan eiser uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw te verlenen, aangezien in de BMA-adviezen staat dat eiser in staat is om te reizen en zich op korte termijn geen medische noodsituatie zal voordoen.

Verweerder heeft in het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder, gelet op een verslechtering van eisers medische toestand, een nieuw BMA-advies van 26 juli 2016 betrokken. Daarin staat dat een medische noodsituatie op korte termijn niet kan worden uitgesloten, maar dat medische behandeling in Armenië, dan wel Georgië, waar eiser een mvv zal moeten aanvragen, voorhanden is, alsmede dat mantelzorg noodzakelijk is. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan het paspoortvereiste.

4. Naar aanleiding van het beroepschrift en een daarbij overgelegde verklaring van de behandelend arts van eiser, waarin wordt vermeld dat de situatie van eiser wederom is verslechterd, heeft verweerder een nieuw BMA-advies gevraagd. De behandelend psychiater heeft verklaard dat eiser op de wachtlijst staat voor opname op de gesloten kliniek voor stemmingsstoornissen in [plaats] en dat de medicatie is verhoogd. In het BMA-advies van 3 mei 2017 staat dat deze nieuwe informatie niet leidt tot een ander advies dan het advies van 26 juli 2016 en dat de beschikbare behandeling in Armenië dan wel Georgië nog steeds voldoende wordt geacht om een medische noodsituatie te voorkomen.

5. Eiser betoogt dat verweerder hem ten onrechte geen vrijstelling van het mvv‑vereiste heeft verleend op grond van zijn medische toestand, dan wel op grond van artikel 8 van het EVRM. Hij voert daartoe aan dat verweerder ten onrechte de BMA‑adviezen aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd. Hij stelt dat het voor hem onmogelijk is om naar Armenië te reizen. Verder stelt eiser dat er geen adequate behandeling en medicatie voorhanden is in Armenië. Volgens eiser bestaat er gerede twijfel over de effectiviteit van de verkrijgbare medische behandeling en te leveren zorg aldaar. In Armenië ontbreekt voor eiser een veilige behandelomgeving. De verwijzing van verweerder naar het BMA-advies van 26 juli 2016 op dit punt gaat niet op, omdat het BMA aangeeft hierover geen uitspraak te kunnen doen. Eiser verwijst in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 18 april 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW4268). Er is geen reactie in de adviezen op de door de behandelaar gestelde fatale gevolgen in geval van (dreigende) uitzetting. Daarnaast is de vereiste mantelzorg niet aanwezig in Armenië, nu er geenszins contact is met zijn ouders en zijn zus. Zoals blijkt uit de overgelegde brief van de ambassade is het niet mogelijk te achterhalen of en waar zijn familie verblijft. Ten aanzien van de in het kader van artikel 8 van het EVRM te maken belangenafweging voert eiser aan dat verweerder niet heeft aangegeven welk belang verweerder heeft bij het uiteenrukken van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT