Uitspraak Nº AWB 16 / 16510 + AWB 16 / 18104. Rechtbank Den Haag, 2017-06-28

ECLIECLI:NL:RBDHA:2017:7112
Date28 Junio 2017
Docket NumberAWB 16 / 16510 + AWB 16 / 18104
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 16/16510 en AWB 16/18104

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2017 in de zaken tussen [eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F.M. Saive).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2016 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd.

De ingangsdatum van de voornoemde verblijfsvergunning is 26 april 2016.

Bij besluit van 21 juli 2016 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder de bij besluit van

28 april 2014 aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel ingetrokken met terugwerkende kracht tot 5 juni 2015. Voorts heeft verweerder bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning dan wel voor uitstel van vertrek.

Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De beroepen zijn behandeld op de zitting van 25 november 2016. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Johannes Abraha.

De tolk is ter zitting beëdigd.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Eritrese nationaliteit. Haar toenmalige partner (hierna: de partner) [naam partner] is bij besluit van 26 oktober 2012 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), met ingang van 21 mei 2012 tot 21 mei 2017. De partner van eiseres heeft ten behoeve van haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd in het kader van het nareisbeleid. Verweerder heeft de partner van eiseres bij brief van 13 maart 2014 bericht dat hij geen bezwaar heeft tegen de afgifte van een mvv. Eiseres is vervolgens bij besluit van 28 april 2014 met ingang van 14 maart 2014 tot 14 maart 2019 ambtshalve in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, onder b, van de Vw 2000. Bij brief van 12 maart 2015 heeft eiseres verweerder bericht dat de relatie met haar partner voorbij is, maar dat zij wel de woning nog deelt met de partner. Eiseres heeft tevens aan verweerder gevraagd haar verblijfsrecht te heroverwegen omdat zij vreest voor een behandeling in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) als zij terug zou moeten keren naar haar land van herkomst. Op 7 mei 2015 heeft verweerder daarop een voornemen tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd uitgebracht. Verweerder heeft dit voornemen naar aanleiding van de daartegen gerichte zienswijze van eiseres van 22 juni 2015, waarin onder meer is verwezen naar de brief van 12 maart 2015, bij brief van 6 juli 2015 weer ingetrokken aangezien de feitelijke samenwoning nog niet was verbroken. In die brief is tevens meegedeeld – zakelijk weergegeven – dat de eerder verleende verblijfsvergunning in stand blijft. Bij brief van 11 april 2016 heeft eiseres vervolgens verweerder wederom bericht dat de relatie voorbij is maar dat ook de feitelijke samenwoning is verbroken. Tevens is verzocht om verlening van een zelfstandige verblijfsvergunning omdat, zo wordt onder verwijzing naar de zienswijze van 22 juni 2015 gesteld, eiseres op tijd heeft aangegeven dat de relatie is verbroken.

2...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT