Uitspraak Nº AWB - 16 _ 758. Rechtbank Limburg, 2018-02-23

ECLIECLI:NL:RBLIM:2018:1780
Date23 Febrero 2018
Docket NumberAWB - 16 _ 758

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/ROE 16/758

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 februari 2018 in de zaak tussen

[transportbedrijf RO] , te [vestigingsplaats 1] (Roemenië), eiseres

(gemachtigde: mr. K. Vierhout),

en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. J.S.P. Smelik).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 240.000,00 wegen overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).

Bij besluit van 4 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en aan eiseres een boete opgelegd van € 160.000,00.

Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft deze zaak en de zaak, geregistreerd onder nummer AWB/ROE 16/760, gevoegd behandeld op de zitting van 26 september 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 1] (de huidige directeur van [transportbedrijf NL] ). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en M.J.M. Eggen, arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken gesplitst, zodat in iedere zaak afzonderlijk uitspraak wordt gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt allereerst dat in de onderhavige zaak – waar eiseres een in Roemenië gevestigde onderneming is – op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank Den Haag bevoegd is het beroep te behandelen. De rechtbank Den Haag heeft echter aangegeven dat zij de rechtbank Limburg bevoegd acht. De rechtbank Limburg heeft dit opgevat als een verwijzing op grond van artikel 8:13 van de Awb en is gelet hierop bevoegd het beroep van eiseres te behandelen.

2. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.

3. Eiseres exploiteert een transportbedrijf in Roemenië. Eiseres maakt deel uit van een concern (een economische eenheid), waar [transportbedrijf NL] te [vestigingsplaats 2] (hierna: [transportbedrijf NL] ) ook onder valt. [transportbedrijf NL] houdt zich onder meer bezig met nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg. Op 2 februari 2013 op de parkeerplaats de Knuvelkes langs de A2 bij Eijsden heeft een arbeidsinspecteur van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) samen met een collega van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een vrachtwagen van [transportbedrijf NL] met kenteken [nummerplaat] staande gehouden, welke vrachtwagen aan eiseres was verhuurd. Tijdens de controle in het kader van de Wav werd een persoon aangetroffen die werkzaamheden verrichtte als vrachtwagenchauffeur. Het betrof de heer [S.] , met de Roemeense nationaliteit. Daarna volgde op 29 november 2013 een administratief onderzoek op het bedrijf van [transportbedrijf NL] . De arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW al dan niet in gezelschap van een inspecteur van de ILT zijn vervolgens nog een aantal keren naar het kantoor van [transportbedrijf NL] in [vestigingsplaats 2] gegaan om administratieve stukken op te halen/ te bekijken. Ook is er diverse keren contact geweest via e-mail. Tijdens de bezoeken is er gesproken met de voormalige directeur van [transportbedrijf NL] , [naam 2] , en de administrateur van [transportbedrijf NL] , de heer [naam 3] ). Zo heeft [naam 2] aan de arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW verklaard dat er een zustertransportonderneming in Roemenië was (eiseres), die veel van de door [transportbedrijf NL] aangenomen vrachten daadwerkelijk heeft vervoerd voor [transportbedrijf NL]. Ook heeft [naam 2] aangegeven dat er vrachtwagens, die op naam van [transportbedrijf NL] staan, verhuurd waren aan eiseres. Uit administratieve stukken van [transportbedrijf NL] is de arbeidsinspecteur gebleken dat in het eerste halfjaar van 2013 een 20 tal personen met de Roemeense nationaliteit via de onderneming WHR (een Roemeens uitzendbureau, zijnde de uitlener) en/of eiseres (zijnde de inlener, doorlener en uitlener) voor [transportbedrijf NL] (zijnde de inlener) werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur hebben verricht. Deze personen zijn vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000. [transportbedrijf NL] noch één van de ketenpartners (waaronder eiseres) beschikte over tewerkstellingsvergunningen voor deze vreemdelingen. Terzake hebben de arbeidsinspecteurs op 16 december 2014 een boeterapport opgemaakt, gevolgd door een aanvullend boeterapport van 31 maart 2015.

4. Vervolgens heeft verweerder op 20 april 2015 het voornemen bekend gemaakt om eiseres een boete van € 240.000,00 op te leggen wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav. Op 3 juni 2015 heeft eiseres haar zienswijze kenbaar gemaakt. Bij het primaire besluit heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze van eiseres, voornoemde boete opgelegd.

5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de boete gematigd tot € 160.000,00 in verband met de per 7 oktober 2015 in werking getreden gewijzigde Beleidsregel boeteoplegging Wav 2015 (Stcrt. 2015, nr. 36169), waarbij is uitgegaan van het verlaagde normbedrag van € 8.000,00 in plaats van € 12.000,00 per overtreding.

6. Eiseres heeft zich ook met dit besluit niet kunnen verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank. De gronden die eiseres tegen het besluit heeft aangevoerd worden hierna besproken.

7 Het wettelijk kader luidt als volgt.

8. Ingevolge artikel 45, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap vrij.

Ingevolge Bijlage VII Lijst bedoeld in artikel 23 van de Toetredingsakte: overgangsmaatregelen Roemenië (PB 2005 L 157; hierna: Bijlage VII), onderdeel 1, punt 1, is wat betreft het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten dat gepaard gaat met tijdelijk verkeer van werknemers als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG (PB 1997 L 18) van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten tussen Roemenië en Nederland, artikel 45 van het VWEU, slechts volledig van toepassing onder voorbehoud van de overgangsregelingen van de punten 2 tot en met 14.

Ingevolge punt 2 zullen de huidige lidstaten, in afwijking van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Roemenië, nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen om de toegang van Roemeense onderdanen tot hun arbeidsmarkten te regelen. De huidige lidstaten mogen dergelijke maatregelen blijven toepassen tot het einde van het vijfde jaar na de datum van toetreding van Roemenië.

Ingevolge punt 14, tweede alinea, geven de huidige lidstaten, niettegenstaande de toepassing van het bepaalde in de punten 1 tot en met 13, wat de toegang tot hun arbeidsmarkt betreft, gedurende eender welke periode tijdens welke nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen worden toegepast, voorrang aan werknemers die onderdaan van de lidstaten zijn boven werknemers die onderdaan van een derde land zijn.

Nederland heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ingevolge...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT