Uitspraak Nº AWB 16/6767, 16/6768. Rechtbank Den Haag, 2016-07-20

ECLIECLI:NL:RBDHA:2016:10793
Docket NumberAWB 16/6767, 16/6768
Date20 Julio 2016
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 16/6767 (beroep)

AWB 16/6768 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 20 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Armeense nationaliteit,

eiser, verzoeker,

hierna te noemen eiser,

(gemachtigde: mr. U. Koopmans, advocaat te Haarlem),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.

Bij besluit van 5 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten tot vier weken nadat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

Verweerder heeft op 24 juni 2016 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
  1. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op de volgende gronden. Uit het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) is gebleken dat eiser onder voorwaarden kan reizen. Bij terugkeer naar het land van herkomst is geen medische noodsituatie op korte termijn te verwachten omdat medische behandeling in Armenië aanwezig is. Daarom is artikel 64 Vw niet van toepassing op eiser.

  2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 13 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0794) strekt, indien en voor zover verweerder een BMA-advies, waaronder begrepen eventueel nadien uitgebrachte aanvullende adviezen, aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien een vreemdeling geen contra-expertise overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een daartoe strekkende beroepsgrond beoordeelt of verweerder zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan heeft vergewist dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.

  3. Eiser voert aan dat de in de notitie van 16 september 2015 door het BMA geventileerde opvattingen zich niet verdragen met de onderzoeksopdracht aan het BMA zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 december 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU9578). Uit de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) volgt dat het BMA bij het uitbrengen een advies aan verweerder over de medische situatie van een vreemdeling, indien en voor zover de door de behandelaar van de vreemdeling verstrekte informatie daartoe aanleiding geeft, moet beoordelen of die informatie, mede gezien de hem reeds uit het dossier bekende gegevens over de medische situatie van de vreemdeling, aanleiding geeft tot gerede twijfel over de effectiviteit van de in het algemeen verkrijgbare medische behandeling of te leveren zorg in het land van herkomst of het land waarnaar de vreemdeling wordt verwijderd, met name gelet op de aard van het trauma en de omstandigheden waaronder dat is veroorzaakt, althans gelet op die omstandigheden waaromtrent het BMA wel kan worden geacht zich uit te laten. Daarbij dient het BMA, aldus de Afdeling, voor zover nader onderzoek niet mogelijk is in zijn advies dan wel nota in ieder geval melding te maken van die gerede twijfel. Anders dan verweerder meent geldt de onderzoekverplichting naar de aanwezigheid van een als veilig ervaren behandelomgeving in een concreet geval ook indien in de asielprocedure in rechte is vastgesteld dat het asielrelaas niet geloofwaardig is.

3.1

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de stelling van eiser dient te falen, omdat in het BMA-advies is voldaan aan de onderzoekplicht zoals deze uit de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2011 blijkt. Uit het BMA-advies van 14 augustus 2015 blijkt dat behandeling van eiser voor zijn psychiatrische klachten en de door hem benodigde medicatie in Armenië beschikbaar zijn. Voorts blijkt uit de BMA-nota 16 september 2015 dat het BMA zich gemotiveerd heeft uitgelaten over de vraag of - en in hoeverre - gelet op de bij brief van 25 augustus 2015 door de behandelaars verstrekte informatie, aanleiding bestaat te twijfelen aan de effectiviteit van die behandeling. In de nota van het BMA van 16 september 2015 is aandacht besteed aan het aspect van de veilige behandelomgeving en factoren die van belang zijn voor de effectiviteit van een behandeling. Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze nota’s zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de inhoud daarvan inzichtelijk is. In de nota van het BMA van 16 september 2015...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT