Uitspraak Nº AWB - 16 _ 3035. Rechtbank Noord-Holland, 2016-09-29

ECLIECLI:NL:RBNHO:2016:10451
Docket NumberAWB - 16 _ 3035
Date29 Septiembre 2016
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 16/3035

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2016 in de zaak tussen

1. De vereniging Erfgoedvereniging Bond Heemschut, vereniging tot bescherming en instandhouding van cultureel erfgoed in Nederland, te Amsterdam,

2. De stichting Stichting De Schepenmakers, te Amsterdam,

3. [eiser 1]te [woonplaats] ,

4. [eiser 2]te [woonplaats] ,

5. [eiser 3]te [woonplaats] ,

hierna tezamen: eisers (gemachtigde: mr. L.A.H.M. Creemers),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder (gemachtigden: M. Smit en A.S.M. Hoekstra).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de besloten vennootschap De vier jaargetijden B.V. (gemachtigde: mr. S.A.B. Boer).

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2016 (het primaire besluit I) heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor het gedeeltelijk vervangen van een bestaand kantoorpand aan de [adres 1] (hierna: het perceel).

Bij besluit van 21 januari 2016 (het primaire besluit II) heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor het slopen van een bouwwerk op het perceel.

Eisers hebben tegen de primaire besluiten I en II bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 14 april 2016 heeft de voorzieningenrechter in de zaken geregistreerd onder de nummers HAA 16/840 en 16/841 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Bij besluit van 26 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres sub 1 ongegrond verklaard en de bezwaren van eisers sub 2 tot en met 5 niet-ontvankelijk. Verweerder heeft het primaire besluit I en II in stand gelaten en twee voorwaarden die aan het primaire besluit II waren verbonden ingetrokken.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2016. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Eiser sub 5 is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Derde-partij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

1. Allereerst is in geschil of eisers als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht bij de primaire besluiten I en II zijn aan te merken. Verweerder betoogt dat eisers sub 2 tot en met 5 niet als belanghebbenden bij die besluiten zijn aan te merken. Om die reden heeft verweerder de bezwaren van die eisers bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Eisers betogen dat zij allemaal als belanghebbenden bij de primaire besluiten I en II zijn aan te merken. Derde-partij betoogt dat geen van eisers als belanghebbenden bij de primaire besluiten I en II zijn aan te merken.

2.1

Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres sub 1 overweegt de rechtbank als volgt.

2.2

Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.3

In artikel 2, eerste lid, van de statuten van eiseres sub 1 is bepaald dat zij zich ten doel stelt het behoud van de bescherming en instandhouding van de schoonheid en het historisch-ruimtelijk karakter van Nederland in het algemeen en van cultuurmonumenten in het bijzonder. In het tweede lid van datzelfde artikel is uiteengezet welke activiteiten eiseres verricht om dat doel te bereiken. Het betreft onder meer het benaderen van de overheid, het geven van advies en voorlichting en het bestuderen van vraagstukken die betrekking hebben op het doel.

2.3

De rechtbank is van oordeel dat gelet op de doelstelling van eiseres sub 1 geen bijzondere monumentenstatus op het betrokken gebouw behoeft te rusten om belanghebbendheid aan te nemen. Niet in geschil is dat het project deel uitmaakt van een historisch waardevol gebied, is verbonden met een rijksmonument en dat wat betreft de architectuur van het bestaande pand op het perceel is aangesloten bij de architectuur van het rijksmonument. Gezien de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden is het belang van eiseres sub 1 rechtstreeks bij de primaire besluiten I en II betrokken. De verwijzing door derde-partij ter zitting naar het huishoudelijk reglement van eiseres sub 1 werpt hierop geen ander licht. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres sub 1 bij het bestreden besluit terecht ontvankelijk geacht.

3.1

Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres sub 2 overweegt de rechtbank als volgt.

3.2

Eiseres sub 2 betoogt dat zij als belanghebbende bij de primaire besluiten I en II is aan te merken. De in het verleden verrichte werkzaamheden van het voorheen bestaande Genootschap De Schepenmakers dient bij de beoordeling van de belanghebbendheid te worden betrokken. Het is niet zo dat eiseres sub 2 pas na oprichting van de stichting in haar belang is getroffen.

3.3

De rechtbank stelt vast dat eiseres sub 2 eerst na de primaire besluiten I en II en vlak voor het indienen van haar bezwaarschrift daartegen is opgericht. Anders dan het maken van bezwaar en het indienen van een verzoekschrift en vervolgens een beroepschrift kan eiseres sub 2 nog niet geacht worden handelingen te hebben verricht ter behartiging van de door haar volgens haar doelstelling in het bijzonder te beschermen belangen.

3.4

Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres sub 2 niet als belanghebbende bij de primaire besluiten I en II is aan te merken. Verweerder heeft haar bezwaar bij het bestreden besluit dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

4.1

Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar van eisers sub 3 en 4 overweegt de rechtbank als volgt.

4.2

Het antwoord op de vraag of de belangen van eisers sub 3 en 4 rechtstreeks zijn betrokken bij de primaire besluiten I en II moet worden bepaald aan de hand van de afstand waarop de woningen van eisers sub 3 en 4 van het project zijn gelegen, het zicht dat zij hebben op het project en de ruimtelijke uitstraling die het project heeft op de omgeving.

4.3

In het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende advies van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Edam-Volendam van 26 mei 2016 is overwogen dat eisers sub 3 en 4 woonachtig zijn aan respectievelijk de Lingerzijde 67 en 31. Die panden liggen volgens de commissie op ongeveer 80 meter afstand van het pand waarop het project betrekking heeft. De commissie heeft verder overwogen dat, zo eisers sub 3 en 4 al enig zicht hebben op het pand waarop het project ziet, dit zicht beperkt is en het zicht bovendien slechts is gericht op de voorgevel van het pand. De wijzigingen die aan de voorgevel worden doorgevoerd zijn echter van zeer beperkte omvang. Slechts de vormgeving van de gevelopeningen wijzigt. Een meer ingrijpende wijziging vindt plaats aan de achterzijde aan de binnenplaats van het complex. Die wijzigingen zijn echter aan de straatkant niet zichtbaar. De commissie heeft daarnaast overwogen dat het ondenkbaar is dat, zo de wijziging van de bestemming van kantoor in acht appartementen al enige uitstraling zal hebben op de omgeving, daar op een afstand van circa 80 meter niet iets van is te merken.

4.4

De rechtbank ziet geen aanleiding de commissie en daarmee verweerder niet te volgen in de hiervoor weergegeven uiteenzetting, zodat zij ter onderbouwing van haar oordeel daarnaar verwijst. Dit betekent dat verweerder bij het bestreden besluit ook het bezwaar voor zover dat is gemaakt door eisers sub 3 en 4 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

5.1

Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser sub 5 overweegt de rechtbank als volgt.

5.2

Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser sub 5 bevestigd dat het belang van eiser sub 5 bij de primaire besluiten I en II niet zozeer is gelegen in het uit diens auteursrecht op het pand voortvloeiende en in artikel 1 van de Auteurswet vervatte exploitatierecht, doch in het uit het auteursrecht voortvloeiende en in artikel 25, eerste lid, aanhef, onder c en d, van de Auteurswet vervatte persoonlijkheidsrecht dat een recht geeft zich te verzetten tegen een wijziging en/of aantasting van het werk waar het auteursrecht op ziet.

5.3

De rechtbank stelt vast dat het project waarvoor verweerder omgevingsvergunning heeft verleend kan leiden tot een wijziging en/of aantasting van het oorspronkelijke ontwerp van het pand. Eiser sub 5 heeft naar het oordeel van de rechtbank gelet hierop als houder van uit het auteursrecht voortvloeiende persoonlijkheidsrechten een persoonlijk, rechtstreeks en actueel belang bij de primaire besluiten I en II en is aldus als belanghebbende bij die besluiten aan te merken. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit niet onderkend. Het beroep is reeds hierom gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd voor zover verweerder daarbij het bezwaar van eiser sub 5 tegen de primaire besluiten I en II niet-ontvankelijk heeft verklaard.

6. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het beroep voor zover dat is ingesteld door eisers sub 1 en 5 (hierna: eisers) inhoudelijk beoordelen. De rechtbank zal beoordelen of het bestreden besluit voor het overige in stand kan blijven.

7. Het project waarvoor omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en gebruiken is verleend voorziet in het transformeren van een bestaand kantoorpand op het perceel tot een woongebouw met acht woningen. Het plangebied maakt deel uit van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT