Uitspraak Nº AWB - 16 _ 2299. Rechtbank Limburg, 2020-07-10

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:4988
Date10 Julio 2020
Docket NumberAWB - 16 _ 2299

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/ROE 16/2299

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2020 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.D. Dane),

en

de korschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C.J. van den Brekel).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot erkenning van de aansprakelijkheid voor buitenrechtspositionele schade afgewezen.

Bij besluit van 16 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Op 4 september 2017 heeft verweerder een aanvullende beslissing op bezwaar genomen. Op

grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep van eiser

(mede) gericht tegen dit besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak AWB 17/2704, plaatsgevonden op

28 januari 2020. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde partijen in staat te stellen hun standpunten nader te onderbouwen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten, nu partijen

-desgevraagd- hebben verklaard af te zien van een nadere zitting.

Overwegingen

1. Eiser heeft sedert 1996 gewerkt bij de politie Zeeland. In 2011 is eiser volledig uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Bij besluit van 29 augustus 2012 heeft verweerder eisers ziekte (PTSS) aangemerkt als beroepsziekte. Eiser heeft op 17 oktober 2013 bij verweerder een verzoek ingediend tot erkenning van de aansprakelijkheid voor de buitenrechtspositionele schade wegens schending van de zorgplicht en/of fouten van ondergeschikten. Bij brief van 25 oktober 2012 heeft eiser verweerder om een smartengeldvergoeding (ex artikel 54a van het Barp) verzocht.

2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat met betrekking tot de door eiser in zijn verzoek beschreven gebeurtenissen geen sprake is van een schending van zijn zorgplicht. In dit verband stelt verweerder dat aan eiser bedrijfsopvang door het bedrijfsopvangteam (BOT) is aangeboden. Ook is tijdens functioneringsgesprekken ruimte ingebouwd om te praten over sociaal/maatschappelijke kwesties en over het welbevinden van de medewerker. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet heeft aangetoond dat de bedrijfsarts noch andere medewerkers een fout zouden hebben gemaakt.

3. Eiser voert in beroep aan -kort samengevat- dat zijn verzoek is gebaseerd op een aantal gebeurtenissen (7) waarbij hij uit hoofde van zijn functie betrokken is geraakt alsmede op het handelen van ondergeschikten (6). Eiser stelt dat verweerder ten onrechte de periode gelegen na 2006 niet in zijn besluitvorming heeft betrokken, aangezien zijn aanvraag ook ziet op het handelen van ondergeschikten in deze periode. Voorts heeft verweerder, volgens...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT