Uitspraak Nº AWB 17_1595. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2018-05-28

ECLIECLI:NL:RBZWB:2018:3250
Date28 Mayo 2018
Docket NumberAWB 17_1595
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 17/1595 WOB

uitspraak van 28 mei 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. H.E.C.M. Nieland,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam] (het college), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 januari 2017 (bestreden besluit) van het college. Dit besluit gaat over zijn verzoek om het ‘Rapport feitenonderzoek inzake ontwikkeling ruimte voor ruimte kavels aan de Langstraat/Fort de Roverweg te Halsteren’ van Deloitte Forensic & Dispute Services B.V. van 3 april 2014 (het rapport) openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Het college heeft de gedingstukken toegestuurd en heeft - onder verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - verzocht om geheimhouding van het rapport. De rechtbank heeft bij beslissing van 23 maart 2017 dit verzoek gehonoreerd en bepaald dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van het rapport. Eiser heeft de rechtbank toestemming gegeven om mede op grond van het rapport uitspraak te doen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 mei 2018.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B. de Klerk Wolters, mr. A.J.W.P. Rampaart en [naam gemachtigde].

1 De feiten

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Eiser is eigenaar van een kavel grond aan de [locatie] in [plaatsnaam]. Dit is een zogenaamde Ruimte-voor-Ruimte-locatie, hetgeen betekent dat eiser alvorens woningbouw mogelijk is, een (financiële) bijdrage aan de gemeente moet afstaan.

1.2.

Half november 2013 heeft eiser zich gewend tot de commissaris van de Koning van de provincie Noord-Brabant om het volgende te melden:

“Wethouder [naam1] onderhandelt namens de gemeente Bergen op Zoom bij een RvR-bouwproject van de heer [naam2] met als resultaat dat de gemeentelijke bijdrage geschrapt wordt. Dit maakt een lagere grondprijs mogelijk. [naam1] koopt vervolgens privé van RvR-initiatiefnemer [naam2] (tevens huurder van een pand van [naam1]) één van de betreffende kavels ver onder de marktprijs en ook ver onder de prijs van de aangrenzende RvR-kavels. Daarmee creëert hij als wethouder niet alleen een financieel voordeel voor zichzelf van minstens circa 3 ton, maar zet hij ook de gemeentelijke grondprijs onder druk en schaadt zo niet alleen direct (gederfde RvR-afdracht), maar ook indirect (grondprijs) de positie van de gemeente.”

1.3.

De commissaris van de Koning heeft naar aanleiding van deze melding contact gehad met de burgemeester van de gemeente [plaatsnaam]. De burgemeester heeft opdracht gegeven aan extern bureau Deloitte om een integriteitsonderzoek uit te voeren.

1.4.

De burgemeester heeft het definitieve rapport van Deloitte op 2 april 2014 ontvangen.

1.5.

Bij besluit van 2 december 2014 heeft het college op grond van artikel 55 van de Gemeentewet, in samenhang met artikel 10, tweede lid, onder e en g van de Wob, geheimhouding opgelegd op het rapport.

1.6.

Op 25 februari 2015 heeft eiser verzocht om openbaarmaking van het rapport op grond van de Wob (het Wob-verzoek).

1.7.

Bij ongedateerd besluit (primair besluit) heeft het college eisers verzoek afgewezen. Het college stelt dat geheimhouding op dit rapport rust op grond van artikel 55 van de Gemeentewet in combinatie met artikel 10, tweede lid, onder e en g van de Wob. Volgens het college zou openbaarmaking van het rapport de persoonlijke levenssfeer van de betrokken wethouder en anderen ernstig schaden en zouden zij daardoor onevenredig benadeeld worden. Het college stelt dat eiser overigens in een eerder stadium actief is geïnformeerd over de conclusies van het rapport, hetgeen ook als openbaarmaking kan worden beschouwd.

Eerdere procedure

1.8.

Eiser heeft tegen het ongedateerde primaire besluit bezwaar gemaakt.

1.9.

Met het besluit op bezwaar van 6 januari 2016 heeft het college eisers bezwaar tegen de afwijzing van het Wob-verzoek ongegrond verklaard, onder verbetering van de motivering. Het Wob-verzoek is ook aangemerkt als een verzoek om opheffing van de geheimhouding als bedoeld in artikel 55 van de Gemeentewet; dat verzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Het college stelt dat nu geheimhouding op grond van artikel 55 van de Gemeentewet van kracht is, de Wob niet van toepassing kan zijn en dat eiser geen belanghebbende is bij het verzoek om opheffing van die geheimhouding.

1.10.

Eiser heeft tegen het besluit op bezwaar van 6 januari 2016 beroep ingesteld bij deze rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep op 23 december 2016 gegrond verklaard en het besluit op bezwaar van 6 januari 2016 vernietigd met de opdracht aan het college om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 23...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT