Uitspraak Nº AWB 18-2967. Rechtbank Den Haag, 2019-01-25

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:781
Date25 Enero 2019
Docket NumberAWB 18-2967
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG


Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 18/2967

V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] van Egyptische nationaliteit, eiser

(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. S.H.M. Maas en mr. H.P. Kallenbach).

Procesverloop

De rechtbank heeft op 20 april 2018 een beroepschrift ontvangen van eiser over het niet tijdig geven van een reactie door verweerder op eisers brief van 12 februari 2018.

Verweerder heeft bij brief van 6 november 2018 alsnog een reactie op eisers brief van 12 februari 2018 gegeven.

Verweerder heeft op 6 november 2018 eveneens een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht

1. Eiser heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft in beroep gesteld dat hij vanwege het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning niet mag werken en geen middelen van bestaan heeft. De rechtbank acht dit aannemelijk en is daarom van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden toegewezen. Eiser hoeft in deze procedure geen griffierecht te betalen.

Achtergrond en procedure

2.1.

Eiser is uit [land] afkomstig. Hij heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. Op eiser rust de verplichting Nederland te verlaten.

2.2.

De gemeente Amsterdam heeft eiser in de periode van 9 maart 2016 tot 1 augustus 2017 24-uurs opvang verleend in opvanglocatie [locatie] in het kader van het Programma Vreemdelingen (PV) van de gemeente Amsterdam. Vanaf 1 augustus 2017 verleent de gemeente Amsterdam eiser 17-uurs opvang in de Bed Bad en Broodvoorziening ( BBB ) in de [locatie] in [locatie] .

2.3.

Eiser heeft verweerder bij brief van 12 februari 2018 verzocht om onderdak in een beschermde woonomgeving (beschermd wonen). Hij heeft verweerder daarnaast verzocht duidelijk te maken aan welke voorwaarden het werken aan zijn vertrekplicht uit Nederland moet voldoen, als zijn vertrek volgens verweerder een reële optie is (zogenoemde meewerkcriteria). Eiser heeft verweerder ook verzocht te beoordelen of aan hem een verblijfsvergunning kan worden verleend wegens het ‘buiten schuld’ niet kunnen vertrekken uit Nederland.

2.4.

Omdat verweerder niet reageerde op de verzoeken van eiser heeft hij verweerder bij brief van 6 april 2018 in gebreke gesteld. Eiser heeft vervolgens beroep bij de rechtbank ingesteld wegens het uitblijven van een reactie op het verzoek van 12 februari 2018, voor zover hierin is verzocht om duidelijkheid over de meewerkcriteria en om beschermd wonen.

2.5.

Verweerder heeft bij brief van 6 november 2018 alsnog gereageerd op eisers brief van 12 februari 2018, voor zover eiser daarin heeft verzocht om duidelijkheid over de meewerkcriteria en om beschermd wonen. Eiser heeft ter zitting betoogd dat zijn beroep geacht moet worden mede gericht te zijn tegen verweerders brief van 6 november 2018.

Formele beoordeling

Duidelijkheid over meewerkcriteria: rechtbank onbevoegd?

3. De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of tegen het aanvankelijk uitblijven van een reactie op eisers verzoek om duidelijkheid over de meewerkcriteria en tegen het vervolgens geven van een reactie hierop in de brief van 6 november 2018 rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Een reactie van verweerder op dit verzoek van eiser is, bij het ontbreken van een specifieke publiekrechtelijke bevoegdheid tot het geven van duidelijkheid over de meewerkcriteria, geen besluit in de zin van 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek daartoe is dan ook geen verzoek om een besluit te nemen. Dit betekent dat dit verzoek geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Eisers brief van 12 februari 2018 kan ook niet worden aangemerkt als een verzoek om een feitelijke handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Verweerder kon naar aanleiding van het verzoek van eiser om duidelijkheid over de meewerkcriteria, zoals ook is gebeurd in de brief van 6 november 2018, slechts algemeen bekende informatie verstrekken over de gang van zaken rondom de plicht van niet rechtmatig in Nederland verblijvende – Egyptische – vreemdelingen Nederland te verlaten. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet meer concrete, op eiser toegesneden, informatie kon verstrekken, omdat eerst tijdens het werken aan het vertrek uit Nederland zal blijken wat concreet van eiser wordt verwacht. Het verzoek van 12 februari 2018 om duidelijkheid over de meewerkcriteria kan daarom ook niet worden gezien als een verzoek om een dergelijke op rechtsgevolg gerichte feitelijke handeling. Gelet hierop staat voor eiser in zoverre geen bezwaar en beroep open. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren om kennis te nemen van het beroep van eiser, voor zover gericht tegen het uitblijven van een reactie van verweerder op eisers verzoek van 12 februari 2018 om duidelijkheid over de meewerkcriteria en vervolgens voor zover gericht tegen verweerder reactie hierop in zijn brief van 6 november 2018.

Beschermd wonen: beroep ontvankelijk?

4.1.

Wat betreft eisers verzoek om beschermd wonen stelt verweerder zich op het standpunt dat dit verzoek niet een verzoek is om een feitelijke handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000, omdat het niet in verweerders vermogen ligt beschermd wonen aan eiser aan te bieden. Omdat verweerder onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie in [locatie] (VBL) heeft aangeboden, heeft verweerder gedaan wat tot zijn mogelijkheden behoort. Eiser heeft daarom volgens verweerder geen belang bij zijn beroep tegen (het uitblijven van) een reactie op zijn verzoek om beschermd wonen.

4.2.

De rechtbank is van oordeel dat eiser wel belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen (het uitblijven van) een reactie op zijn verzoek om beschermd wonen. In deze procedure is immers juist de vraag aan de orde of verweerder kan volstaan met een aanbod van onderdak in de VBL dan wel dat hij onder bijzondere omstandigheden een andere vorm van onderdak moet aanbieden. Afhankelijk van het antwoord op deze vraag kan eiser met deze procedure meer bereiken dan wat verweerder hem geboden heeft.

Beschermd wonen beroep ‘niet tijdig’: beroep ontvankelijk?

5.1.

Eisers beroep was aanvankelijk gericht tegen het uitblijven van een reactie op eisers verzoek om beschermd wonen. In zijn brief van 6 november 2018 heeft verweerder deze reactie alsnog gegeven. Artikel 6:20, derde lid, van de Awb bepaalt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit – waarmee een feitelijke handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 gelijkgesteld kan worden – mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Het vierde lid bepaalt – voor zover hier relevant – dat de beslissing op het beroep kan worden verwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar kan worden gemaakt. Omdat partijen ter zitting uitdrukkelijk kenbaar hebben gemaakt de bezwaarfase te willen overslaan en een inhoudelijke uitspraak van de rechtbank wensen en mede gelet op het bepaalde in artikel 7:1a van de Awb over rechtstreeks beroep, ziet de rechtbank aanleiding geen toepassing te geven aan artikel 6:20, vierde lid, van de Awb. Zij zal het beroep dus mede gericht achten tegen verweerders reactie in zijn brief van 6 november 2018 op eisers verzoek om beschermd wonen.

5.2.

Omdat verweerder met zijn brief van 6 november 2018 gereageerd heeft op eisers verzoek van 12 februari 2018 om beschermd wonen, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep gericht tegen het uitblijven van die reactie. De rechtbank zal het beroep, voor zover dat gericht is tegen dat uitblijven van die reactie, niet-ontvankelijk verklaren.

Inhoudelijke beoordeling

6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank uitsluitend eisers beroep inhoudelijk zal beoordelen voor zover dat ziet op verweerders reactie in zijn brief van 6 november 2018 op eisers verzoek om beschermd wonen.

Standpunt eiser

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT