Uitspraak Nº AWB 18-4990 en 18-4991 en 18-4992. Rechtbank Amsterdam, 2019-03-06

ECLIECLI:NL:RBAMS:2019:1733
Date06 Marzo 2019
Docket NumberAWB 18-4990 en 18-4991 en 18-4992
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 18/4990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2019 in de zaak tussen [eiser(es) 1] , ( [eiser(es) 1] ),

[eiser(es) 2] , ( [eiser(es) 2] ), en

[eiser(es) 3] , ( [eiser(es) 3] ),

tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. N. Hartmans),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Brandenburg).

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 1 november 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder eisers bestuurlijke boetes van € 24.000,- per eiser opgelegd.

Bij onderscheiden besluiten van 27 juni 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het tegen die besluiten door eisers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Eisers hebben beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaken zijn gezamenlijk, maar niet gevoegd, behandeld op de zitting op 5 februari 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Met betrekking tot alle eisers:

Feiten en omstandigheden

1.1

Eisers hebben een [bedrijf] in de vorm van een vennootschap onder firma (vof). Zij zijn sinds 6 mei 2009 de eigenaren van de woningen aan de [adres] [nummer] en [nummer] in [plaatsnaam] (de woningen). Eisers zijn overeengekomen dat [eiser(es) 2] het beheer van de woningen voert. [eiser(es) 2] was daarom verantwoordelijk voor de exploitatie, waaronder de verhuur, van de woningen.

1.2

[eiser(es) 2] heeft de woningen vanaf 2010 tot 2017 aan [naam] verhuurd. [naam] heeft de woningen onderverhuurd aan bijvoorbeeld expats. Vanaf 1 januari 2017 heeft [eiser(es) 2] de woningen verhuurd aan [naam] ten aanzien van [naam] ( [naam] ).

1.3

De woning [nummer] bevindt zich op de eerste verdieping, op de tweede bouwlaag. De woning [nummer] bevindt zich op de tweede tot en met vijfde etage, ofwel de derde tot en met de zesde woonlaag.

1.4

Omdat de woning [nummer] administratief leeg stond, kwam deze woning in het kader van project Leegstand naar voren. Verweerder heeft daarom onderzoek ingesteld naar het feitelijk gebruik van die woning.

1.5

Op 26 juni 2017 hebben twee toezichthouders van de gemeente de woningen bezocht. Van dit bezoek is op 27 juni 2017 een ondertekend rapport van bevindingen op ambtsbelofte opgemaakt.

1.6.1

Uit het rapport van bevindingen blijkt onder meer het volgende:

1.6.2

Volgens de basisregistratie personen (brp) stond niemand op de woning [nummer] ingeschreven. De woning [nummer] heeft vier slaapplaatsen. Er zijn in deze woning vier toeristen aangetroffen. Desgevraagd heeft een van de toeristen verklaard dat er geen persoonlijke spullen in de woning [nummer] zijn. De toeristen hebben de woning [nummer] voor vijf nachten geboekt via [website 2] en hiervoor € 1.290,- betaald.

1.6.3

Volgens de brp stonden in de woning [nummer] drie personen ingeschreven, te weten [naam] , [naam] en [naam] ( [naam] ). Ook de woning [nummer] heeft vier slaapplaatsen. Er zijn in deze woning twee toeristen aangetroffen. Zij hebben het verblijf voor drie nachten via [website 2] geboekt. Desgevraagd heeft een van de toeristen verklaard dat er geen persoonlijke spullen in de woning [nummer] zijn.

1.7

Op 26 juni 2017 zijn de woningen onmiddellijk gesloten, voor de duur van drie maanden. Dit besluit is op dezelfde datum aan [naam] meegedeeld. Inmiddels zijn de woningen weer geruime tijd geopend.

1.8

[eiser(es) 2] heeft de woningen, mede namens [eiser(es) 1] en [eiser(es) 3] , al enige tijd weer verhuurd.

Besluitvorming

2.1

Verweerder heeft eisers op 18 augustus 2017 bericht voornemens te zijn bestuurlijke boetes op te leggen van € 24.000,- per eiser wegens overtreding van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 (Hvw), te weten het zonder vergunning onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning. Eisers hebben bij brief van 13 september 2017 hun zienswijze op de voornemens gegeven.

2.2

Met de primaire besluiten heeft verweerder alle eisers een bestuurlijke boete van € 24.000,- per eiser opgelegd. Met de bestreden besluiten heeft verweerder de in de primaire besluiten opgelegde boetes gehandhaafd.

2.3

Eisers hebben in beroep de bestreden besluiten gemotiveerd bestreden. De beroepsgronden worden hierna afzonderlijk besproken.

Regelgeving

3. De toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

Over de bevoegdheid van de handhavers

4.1

Eisers voeren aan dat het rapport van bevindingen niet als bewijs voor de oplegging van de boetes mag worden gebruikt. Zij betwisten dat de personen die hun woning hebben bezocht bevoegd waren om toezicht te houden op de naleving van de hier aan de orde zijnde regelgeving en in dat kader de woningen te bezoeken.

4.2

Eisers hebben in beroep de ‘Aanwijzing van toezichthouders bij de afdeling Wonen van de gemeente [plaatsnaam] ’ van 29 maart 2017, in werking getreden op 14 april 2017, overgelegd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit die Aanwijzing volgt dat de toezichthouders, die de woningen op 26 juni 2017 hebben bezocht, daartoe ook bevoegd waren. Medewerkers die werkzaam zijn bij de afdeling [afdeling] , in de functie van medewerker handhaving E en F , zijn namelijk belast met het toezicht op de naleving van, onder meer, dit soort zaken. De rechtbank stelt vast dat eisers niet hebben betoogd dat de personen die hun woningen hebben bezocht niet werkzaam zijn bij de afdeling [afdeling] van de gemeente Amsterdam . Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat de in het rapport van bevindingen genoemde medewerkers van de afdeling Wonen bevoegd waren als toezichthouders op 26 juni 2017 een onderzoek uit te voeren in de woningen. Dit betekent dat van een bevoegdheidsgebrek geen sprake is en dat verweerder het op het onderzoek in de woningen gestoelde rapport van bevindingen aan de boeteopleggingen ten grondslag mocht leggen.

Schending legaliteitsbeginsel en lex certa beginsel?

5.1

Eisers voeren daarnaast aan dat de boeteopleggingen in strijd zijn met het in artikel 7, eerste lid, van het EVRM vastgelegde legaliteitsbeginsel en het in artikel 5:4, tweede lid, van de Awb neergelegde lex certa beginsel.

5.2

De rechtbank stelt uit het rapport van bevindingen vast dat de overtredingen op 26 juni 2017 zijn geconstateerd. Verweerder heeft terecht gesteld dat op dat moment de in de bijlage opgenomen versie van de Verordening gold. In artikel 3.1.2, eerste lid, aanhef, van die versie van de Verordening ontbreekt het tekstdeel ‘aanhef en onder d’. Hieruit volgt dat uit artikel 3.1.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening, voor zover hier van belang, blijkt dat de in artikel 3.1.1 aangewezen woonruimten niet zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de Hvw aan de bestemming tot bewoning mogen worden onttrokken, mits en zolang de bestemming tot bewoning overheersend blijft. Verweerder heeft op goede gronden gesteld dat dit betekent dat de vergunningplicht ook geldt voor woningonttrekking en dat de bepaling niet tegenstrijdig en onduidelijk is. De rechtbank volgt eisers daarom niet in het aangevoerde.

Was er een overtreding?

6.1

Eisers menen ook dat geen sprake was van een overtreding, omdat in overeenstemming met het vakantieverhuurbeleid is gehandeld. [naam] stond in de brp ingeschreven op het adres van de woning [nummer] en had daar volgens zijn eigen verklaring zijn hoofdverblijf. Volgens [naam] had [naam] zijn hoofdverblijf op het adres van de woning [nummer] . Door een onjuiste registratie stond [naam] daar niet ingeschreven. Op beide adressen vond vakantieverhuur van minder dan zestig dagen plaats en dat was destijds toegestaan.

6.2

Uit het rapport van bevindingen blijkt dat de woningen op 26 juni 2017 aan toeristen waren verhuurd. Dit wordt bevestigd door [naam] in zijn door eisers overgelegde verklaring. Niet in geschil is dat eisers niet in het bezit zijn van onttrekkingsvergunningen zoals is bedoeld in artikel 21 van de Hvw. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaronder de uitspraak van 6 februari 20191, volgt uit de verhuur van de woning aan en het gebruik van de woning door toeristen dat deze niet beschikbaar was voor duurzame bewoning en dat deze derhalve aan de woonruimtevoorraad was onttrokken. Dat [naam] ten tijde van belang in de brp op het adres van de woning [nummer] stond ingeschreven, laat onverlet dat de woning gedurende de verhuur niet als woning kon worden gebruikt en doet derhalve aan het voorgaande niet af. Door de verhuur van de woning aan toeristen is de functie van het gebruik gewijzigd. De woning werd door de verhuur aan toeristen gebruikt voor een ander doel dan voor bewoning.

6.3

Volgens het vakantieverhuurbeleid is dergelijke verhuur desondanks toegestaan als aan de voorwaarden van dat beleid is voldaan.

6.4

Naar het oordeel van de rechtbank werd voor de woning [nummer] al niet aan de voorwaarden van het vakantieverhuurbeleid voldaan, omdat op het adres van die woning niemand in de brp stond ingeschreven. Dat hieraan, zoals eisers stellen, een registratiefout ten grondslag lag, maakt dat, wat daarvan ook zij, niet anders. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 20182 wordt het ingeschreven staan in de brp op het adres als zelfstandige voorwaarde gesteld om van vakantieverhuur te spreken.

6.5...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT