Uitspraak Nº AWB 18 / 7476. Rechtbank Den Haag, 2019-04-08

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:3825
Date08 Abril 2019
Docket NumberAWB 18 / 7476
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 18/7476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2019 in de zaak tussen

[naam] , eiser, v-nummer: [nummer] ,

en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen de weigering hem een visum voor kort verblijf te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend en toestemming gegeven voor het achterwege laten van een zitting.

De rechtbank heeft eiser meegedeeld uitspraak te willen doen zonder zitting. Eiser heeft daarop niet binnen de daarvoor gegeven termijn gereageerd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak te doen zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Pakistaanse nationaliteit te bezitten.

2. Eiser heeft op 14 november 2017 een aanvraag ingediend om verlening van een visum voor kort verblijf. Daarbij heeft hij verklaard dat hij twee weken naar Nederland wil komen voor toeristische doeleinden. Bij besluit van 27 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.

3. Bij het bestreden besluit is eisers bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Ontvankelijkheid

4. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of het beroep ontvankelijk is. In deze zaak rijst de vraag of eiser het beroep tijdig heeft ingediend.

5. Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 geldt, in afwijking van artikel 6:7 van de Awb, voor het indienen van het beroepschrift een termijn van vier weken. Eisers beroepschrift is op 8 oktober 2018 en daarmee buiten de gestelde indieningstermijn ontvangen.

6. Op grond van artikel 6:11 van de Awb onderzoekt de rechtbank of een termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdige ontvangst van het bestreden besluit heeft ontkend. Dit heeft hij onderbouwd door het toezenden aan de rechtbank van de originele enveloppe waarin hij het bestreden besluit in Pakistan heeft ontvangen.

7. In deze omstandigheden ligt het op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Indien geen gebruik is gemaakt van aangetekende verzending, zoals in dit geval, dient het bestuursorgaan aannemelijk te maken dat het besluit is verzonden. Daarbij mag ervan uit worden gegaan dat per post verzonden stukken doorgaans op het daarop vermelde adres worden bezorgd. Verder is in ieder geval vereist dat het stuk is voorzien van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT