Uitspraak Nº AWB - 18 _4674 en 18 _ 3934. Rechtbank Gelderland, 2019-04-09

ECLIECLI:NL:RBGEL:2019:1535
Docket NumberAWB - 18 _4674 en 18 _ 3934
Date09 Abril 2019
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 18/4674 en 18/3934

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaken tussen

[bedrijf] , te [plaats 1] , Duitsland,

(gemachtigde: mr. J. Veltman), alsmede

[stichting] te [plaats 2] , gemeente Oude IJsselstreek,

gezamenlijk aangeduid met: eiseressen

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te Den Haag, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

[bedrijf 2] , te [plaats 2]

(gemachtigde: mr. W.G.B. van de Ven).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2016 (ook: het primaire besluit) heeft de staatssecretaris van Economische Zaken aan [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ) voor dertien diersoorten ontheffing verleend van het verbod om die dieren te doden en te verwonden.

Tegen dat besluit hebben, voor zover hier van belang, eiseressen en [bedrijf 2] bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 26 augustus 2016 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken het bezwaar van [stichting] niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 7 augustus 2017 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep van [stichting] gegrond verklaard en het besluit van 26 augustus 2016 vernietigd1.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft het hiertegen door verweerder ingestelde hoger beroep bij uitspraak van 24 januari 2018 ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd2.

Bij besluit van 14 juni 2018 heeft verweerder de bezwaren van eiseressen en [bedrijf 2] tegen het besluit van 17 maart 2016 gedeeltelijk gegrond verklaard (bestreden besluit 1). Verweerder heeft daarbij het besluit van 17 maart 2016 herroepen en aan [bedrijf 2] voor 99 diersoorten een gewijzigde ontheffing verleend van het verbod om die dieren te doden en te verwonden.

[bedrijf] heeft hiertegen bij rechtbank Den Haag beroep ingesteld. [stichting] en [bedrijf 2] hebben hiertegen bij rechtbank Gelderland beroep ingesteld. Op grond van artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) is het beroep van [bedrijf] naar rechtbank Gelderland doorgezonden teneinde de zaken gezamenlijk te behandelen.

Bij besluit van 11 oktober 2018 heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 2). Verweerder heeft daarbij bestreden besluit 1 ingetrokken.

De bezwaren van [bedrijf] en [bedrijf 2] zijn gedeeltelijk gegrond verklaard, de bezwaren van [stichting] ongegrond. Tevens heeft verweerder bij dat besluit aan [bedrijf 2] voor 99 diersoorten een gewijzigde ontheffing verleend van het verbod om die dieren te doden en te verwonden.

[bedrijf 2] heeft haar beroep en verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen daarna ingetrokken (zaaknummer 18/3763).

[bedrijf] en [stichting] hebben bij brieven van respectievelijk 5 en 6 november 2018 de beroepsgronden aangevuld. [bedrijf 2] heeft hierop bij brief van 9 december 2018 gereageerd. Verweerder heeft op 21 februari 2019 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2019. De zaken zijn gelijktijdig behandeld. Namens [bedrijf] is [naam 1] (secretaris van de vereniging) verschenen, bijgestaan door mr. J. Veltman, advocaat te Amersfoort. Namens [stichting] zijn verschenen

[naam 2] , [naam 3] en [naam 4] (ecoloog Eco Natura), bijgestaan door mr. J. van de Riet, advocaat te Utrecht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. Verheul-Verkaik en J.P.H. v.d. Sneppen. [bedrijf 2] heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te Rotterdam, [naam 5] (ecoloog bij Bureau Waardenburg) en [naam 6] .

Overwegingen

Inleiding

1.1

[bedrijf 2] wil een windmolenpark bouwen ten oosten van het dorp Netterden en ten noorden van het Natura 2000-gebied “Unterer Niederrhein” in Duitsland. Van dit Natura 2000-gebied is Hetter-Millingerbrug een deelgebied (ook wel “De Hetter” genoemd). Dit gebied ligt direct ten zuiden van het windpark.

1.2

Op 24 februari 2014 heeft [bedrijf 2] voor een aantal vogel- en vleermuissoorten ontheffing gevraagd van het in artikel 9 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) vervatte verbod om dieren te doden en verwonden. In het bij de aanvraag gevoegde rapport “Effecten en maatregelen beschermde soorten [windpark] ” van 24 februari 2014, opgesteld door Bureau Waardenburg, is vermeld dat voor het totale windpark - indien tien windturbines worden gebouwd - het totale aantal slachtoffers van vleermuizen door aanvaring wordt geschat op 10 tot 20 per jaar. Voor vogels wordt dat geschat op ongeveer 200 per jaar. Bij het primaire besluit heeft verweerder (toen: de staatssecretaris van Economische Zaken) voor het voorziene windpark met negen windturbines voor dertien diersoorten (vier vleermuissoorten en negen vogelsoorten) ontheffing verleend van het verbod om dieren te doden en te verwonden. Verweerder heeft bij de bestreden besluiten 1 en 2 aan [bedrijf 2] gewijzigde ontheffingen verleend voor 99 diersoorten (vier vleermuissoorten en 95 vogelsoorten) van het verbod om dieren te doden en te verwonden. De ontheffing geldt tot 30 september 2040.

Toepasselijk recht

2.1

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) in werking getreden en is de Ffw ingetrokken. Omdat eiseressen vóór deze datum bezwaar tegen de ontheffing van 17 maart 2016 hebben gemaakt, is de Wnb van toepassing. Dat volgt uit artikel 9.10, tweede lid, van de Wnb.

De ontheffingen die bij bestreden besluit 1 en 2 zijn verleend, betreffen een ontheffing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, en artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb van de verbodsbepalingen ten aanzien van vogels en vleermuizen, neergelegd in respectievelijk artikel 3.1, eerste lid, en artikel 3.5, eerste lid, van de Wnb.

Uit artikel 9.10, vierde lid, van de Wnb volgt dat de minister bevoegd is te beslissen op de bezwaren die in dit geding aan de orde zijn. De artikelen uit de Wnb die in dit geding van toepassing zijn, zijn opgenomen in de bijlage die bij deze uitspraak behoort. De rechtbank verwijst hiernaar.

2.2

Verder is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Bestreden besluiten 1 en 2 zien op een project als bedoeld in categorie 1.2 van bijlage I bij deze wet, te weten de realisatie van een windpark.

De beroepen van eiseressen tegen bestreden besluit 1

3. De rechtbank stelt vast dat verweerder bestreden besluit 1 bij bestreden besluit 2 heeft ingetrokken. Daarom hebben eiseressen geen belang meer bij een beoordeling van de beroepen tegen bestreden besluit 1. Deze beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.

De beroepen van eiseressen zijn van rechtswege gericht tegen bestreden besluit 2. Dat volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.

Belanghebbendheid [bedrijf]

4.1

De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of [bedrijf] bij de verleende ontheffing van 11 oktober 2018 belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. [bedrijf] is een zogenoemde “eingetragener Verein”, dat wil zeggen, een vereniging zonder winstoogmerk en dus een rechtspersoon naar Duits recht. Voor de vraag of een rechtspersoon als belanghebbende bij de ontheffing kan worden aangemerkt, is gelet op artikel 1:2, derde lid, van de Awb met name bepalend of de vereniging volgens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij de ontheffing betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt3.

4.2

[bedrijf] richt zich volgens haar statutaire doelstelling op de bescherming van natuur en milieu. Zij zet zich in voor het behoud van biodiversiteit, onder andere door waar nodig natuurlijke habitats en het landschap te beschermen tegen menselijke ingrepen.

Verder houdt [bedrijf] zich volgens de statuten bezig met onderzoek, voorlichting, gebiedsbeheer en beleidsbeïnvloeding. Na kennisneming van paragraaf 2 van de statuten, waarin het doel van de vereniging is omschreven, stelt de rechtbank vast dat [bedrijf] het algemene belang van natuurbescherming behartigt, dat ook betrokken is bij de aan [bedrijf 2] verleende ontheffing.

4.3

Verder is [bedrijf] beheerder van het natuurbeschermingsgebied De Hetter, dat direct ten zuiden van het windpark ligt en deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied “Unterer Niederrhein. Ter zitting heeft de secretaris van [bedrijf] toegelicht wat de feitelijke werkzaamheden van de vereniging inhouden. [bedrijf] monitort onder meer dieren en planten in het gebied door te kijken en te tellen en maakt op basis van haar onderzoeksbevindingen afspraken met bijvoorbeeld boeren. Zo heeft zij bijvoorbeeld in De Hetter een project uitgevoerd om de stand van de weidevogels te verbeteren. Verder voert zij ook buiten dit gebied projecten uit in samenspraak met Nederlandse lokale en landelijke natuurbeschermingsorganisaties, zoals Sovon Vogelonderzoek Nederland. Gelet op de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden behartigt [bedrijf] een rechtstreeks bij de ontheffing betrokken belang in het bijzonder.

4.4

Daar komt nog bij dat niet in geschil is dat de afstand tussen de dichtstbijzijnde windturbine van het windpark en De Hetter 265 meter is. De rechtbank acht het gelet op deze beperkte afstand aannemelijk dat de in gebruik zijnde windturbines zullen leiden tot aanvaringsslachtoffers onder vogel- en vleermuissoorten die - zoals niet is betwist - voorkomen in De Hetter, een gebied dat [bedrijf] in beheer heeft.

4.5

De conclusie is dat het belang van [bedrijf] rechtstreeks bij de ontheffing is betrokken. Daarom merkt de rechtbank [bedrijf] aan als belanghebbende bij bestreden besluit 2 in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.

Omvang van het geschil en toetsingskader

5. Voor zover in dit geding van belang, wordt een ontheffing voor het doden of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT