Uitspraak Nº AWB - 18 _ 6906. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-19
ECLI | ECLI:NL:RBZWB:2019:4202 |
Date | 19 Septiembre 2019 |
Docket Number | AWB - 18 _ 6906 |
Court | Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland) |
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/6906
uitspraak van 19 september 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8 .2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 4 september 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikkingen waarbij de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [adres] [#] , [#a] , [#b] , [#c] en [#d] , te [plaats] (hierna: de objecten), zijn gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikkingen in één geschrift bekendgemaakte aanslagen onroerende-zaakbelastingen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2019 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, A. van Dool, gemachtigde van belanghebbende, verbonden aan Previcus Vastgoed te Boxmeer, en namens de heffingsambtenaar,
[heffingsambtenaar] .
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover daarin is beslist op het verzoek om kostenvergoeding;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 773;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan hem vergoedt.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting de beroepsgrond dat ten onrechte geen proceskostenvergoeding is toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting ingetrokken, zodat deze grond geen bespreking meer behoeft.
De rechtbank stelt vast dat het geschil zich beperkt tot de toegepaste wegingsfactor voor het gewicht van de zaak voor de toegekende proceskostenvergoeding in de uitspraak op bezwaar.
Vast staat dat het bezwaar gericht tegen de beschikking inzake het object [adres] [#] (hierna: nummer [#] ) gegrond is verklaard omdat de beschikking ten onrechte aan belanghebbende is opgelegd. De bezwaren gericht tegen de beschikkingen/aanslagen inzake de objecten [adres] [#a] t/m [#d] (hierna ook wel (afzonderlijk) genoemd: nummer [#a] t/m [#d] ) zijn ongegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar is een proceskostenvergoeding toegekend van € 62,25. Deze vergoeding is toekend voor het indienen van een bezwaarschrift en daarbij is een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak toegepast van 0,25 (zeer licht).
De heffingsambtenaar heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat belanghebbende had kunnen volstaan met een zeer eenvoudige brief, zodat de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting de toepassing van een wegingsfactor 0,25 rechtvaardigt. De heffingsambtenaar geeft voorts aan dat de aanslag inzake nummer [#] door de gemeente uit eigen beweging is vernietigd en dat de vernietiging, het bezwaarschrift en de mededeling van vernietiging elkaar hebben gekruist. Tot slot heeft de heffingsambtenaar gesteld dat de stelling van gemachtigde dat de aanvulling op het bezwaar uitgebreid is gemotiveerd juist is, maar dat die aanvulling betrekking heeft op nummer [#d] en derhalve geen aanleiding kan geven tot een hogere wegingsfactor.
Juridisch kader
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT