Uitspraak Nº AWB - 18 _ 6117. Rechtbank Gelderland, 2020-04-09
ECLI | ECLI:NL:RBGEL:2020:2212 |
Date | 09 Abril 2020 |
Docket Number | AWB - 18 _ 6117 |
Court | Rechtbank Gelderland (Neederland) |
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/6117
in de zaak tussen
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats 1] (het object), per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld voor het kalenderjaar 2017 op € 7.352.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) gebruiker niet-woning (de aanslag) bekendgemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2018 de waarde en de daarop gebaseerde aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 13 november 2018 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2020. Namens eiseres zijn verschenen [persoon A] en [persoon B] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon C] en [persoon D] .
Feiten
1. Eiseres is gebruiker van het object, genaamd vakantiepark [naam vakantiepark] . Het object is een camping annex bungalowpark en bestaat uit een aantal verhuurobjecten (twee chalets, 61 bungalows, drie lodges, vijf jagershutten, veertien stacaravans en 152 stacaravans op jaarplaatsen) en 528 kampeerplaatsen met vier sanitaire gebouwen. Op het terrein zijn verder horecagelegenheden, een zwembad, een binnenspeeltuin en diverse sport- en spelmogelijkheden aanwezig (de overige voorzieningen). Het totale oppervlak is 29.16.33 hectare. Eigenaar van het object is [bedrijf E] B.V.
2. Verweerder heeft bij beschikking van 31 mei 2018 aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag gebruikersbelasting OZB opgelegd op basis van een WOZ-waarde van het object van € 7.352.000 voor het kalenderjaar 2017. De waarde van het gebruikersdeel niet-woning is hierbij vastgesteld op € 2.751.000.
Geschil
3. In geschil is of het object al dan niet in hoofdzaak uit woningdelen bestaat in de zin van artikel 220a en 220e van de Gemeentewet en daaruit voortvloeiend de vraag of terecht een aanslag gebruikersbelasting OZB aan eiseres is opgelegd, dan wel of deze aanslag naar de juiste grondslag is opgelegd.
4. Ter zitting heeft eiseres haar standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 7.130.000 ingetrokken. Tussen partijen is ook niet in geschil dat het object als één geheel moet worden gewaardeerd (artikel 16 onder e Wet WOZ). Het geschil spitst zich daarom toe op de waarde van de woningdelen van het object en als afgeleide daarvan of het object al dan niet in hoofdzaak bestaat uit woningdelen.
5. Eiseres stelt dat de waarde van de woningdelen van de waarde van het geheel € 5.600.000, dan wel tenminste € 5.300.000 uitmaakt. De waarde van het object moet als gevolg daarvan in hoofdzaak, dat wil zeggen voor tenminste 70%, worden toegerekend aan delen die dienen tot woning, dan wel dienstbaar zijn aan woondoeleinden. De aanslag moet daarom worden vernietigd. Subsidiair bepleit eiseres dat de grondslag voor de gebruikersbelasting OZB wordt verlaagd naar € 1.536.000, omdat ruim 78% onder de woondelenvrijstelling valt.
6. Verweerder...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT