Uitspraak Nº AWB - 18 _ 8303. Rechtbank Den Haag, 2020-04-10

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:3863
Date10 Abril 2020
Docket NumberAWB - 18 _ 8303
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummers: SGR 18/8303 en SGR 19/3344

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] ., te [vestigingsplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. D. Beljon),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Wittebrug B.V., te Den Haag, vergunninghoudster (gemachtigde: mr. I.R. Köhne).

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2018 (bestreden besluit I) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor het gebruik van het terrein achter [adres 1] hoek [adres 1] te Den Haag in strijd met het bestemmingsplan voor een showroom annex bedrijfsruimte ten dienste van een automobielbedrijf.

Bij besluit van 10 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor het bouwen van een open parkeergarage met drie lagen achter [adres 2] ter hoogte van [adres 2] ongenummerd nabij [adres 2] te [plaats] .

Bij besluit van 25 april 2019 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten I en II afzonderlijk beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020. Namens eisers zijn verschenen [eiser 3] en [eiser 3] , bijgestaan door mr. N.A.W.E. Jansen, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens derde-partij zijn verschenen [A] en [B] , bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen
1.1

Vergunninghoudster heeft op 31 maart 2017 een omgevingsvergunning aangevraagd. Deze aanvraag ziet op het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van het terrein achter [adres 1] hoek [adres 1] te [plaats] voor de bouw van een showroom annex bedrijfsruimte (hierna: Audi Flagstore).

1.2

Verweerder heeft bij de behandeling van de aanvraag de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit § 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgd. Het ontwerpbesluit is met ingang van 11 april 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegd.

1.3

De raad van de gemeente Den Haag heeft bij brief van 4 september 2018 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven ten aanzien van de aanvraag om de omgevingsvergunning voor de Audi Flagstore.

1.4

Bij bestreden besluit I heeft verweerder de aangevraagde vergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3° van de Wabo verleend. Verweerder overweegt dat het door vergunninghoudster aangevraagde gebruik ziet op het overbodig geworden parkeerterrein. Er zijn verschillende aan auto’s gerelateerde bedrijven actief op het bedrijventerrein. Uitbreiding van het autohandelsbedrijf is goed mogelijk op dit ruime perceel. Bovendien draagt de intensivering bij aan een efficiënter ruimtegebruik. De showroom annex bedrijfsruimte is goed gepositioneerd op het perceel, aldus verweerder.

2.1

Gedurende de behandeling van de aanvraag van 31 maart 2017, heeft vergunninghoudster op 24 mei 2018 eveneens een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een parkeergarage met drie lagen op het perceel achter [adres 2] te [plaats] . Vergunninghoudster wil deze parkeergarage naast de Audi Flagstore realiseren.

2.2

Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning voor de parkeergarage verleend voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid en onder a, van de Wabo. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.

2.3

Bij bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bouwplan in het geldende bestemmingsplan past, zodat hij gehouden is de gevraagde vergunning te verlenen.

3. De rechtbank overweegt dat eisers aanvoeren dat sprake is van onlosmakelijke samenhang tussen beide bestreden besluiten. Ter zitting hebben eisers erkend dat daarvan in dit geval geen sprake is. Voor zover het betoog van eisers zo moet worden begrepen dat er onlosmakelijke samenhang als bedoeld in artikel 2.7 van de Wabo bestaat tussen de omgevingsvergunning voor de bouw van de parkeergarage en het vervolgens op basis van een vervolgbesluit aanbrengen van een vliesgevel aan deze parkeergarage, volgt de rechtbank dit niet. Immers, ook hierbij is geen sprake van één feitelijke handeling die juridisch gezien bestaat uit meerdere activiteiten die vergunningplichtig zijn op grond van de Wabo. Eisers hebben geen rechtsmiddelen aangewend tegen de omgevingsvergunning voor het aanbrengen van de vliesgevel, zodat die vergunning in deze procedure niet voorligt.

4. Eisers hebben in beide beroepschriften gesteld dat zij schade hebben geleden ten gevolge van de verlening van de omgevingsvergunningen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers verklaard dat deze verzoeken om...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT