Uitspraak Nº AWB - 19/106. Rechtbank Den Haag, 2019-01-25

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:885
Docket NumberAWB - 19/106
Date25 Enero 2019
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/106

[V-nr]

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2019 in de zaak tussen [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , van Turkse nationaliteit, verzoeker

(gemachtigde mr. I. Özkara)

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop

Met het besluit van 19 december 2018 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige bij [naam] VOF afgewezen onder toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij is medegedeeld dat verzoeker het besluit op een bezwaar daartegen niet in Nederland mag afwachten. Evenmin mag verzoeker de uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland afwachten

Verzoeker heeft op 4 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Met een brief van dezelfde datum heeft verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist.

Overwegingen
  1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder behandeling op de zitting uitspraak doen, onder meer als het verzoek kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding van deze bevoegdheid gebruik te maken.

  2. Verzoeker heeft vijf eerdere aanvragen om een verblijfsvergunning als zelfstandige ingediend, die alle zijn afgewezen.

3. Ook eerdere verzoeken om een voorlopige voorziening zijn afgewezen.

4. Bij eerdere afwijzingen ging het ook om aanvragen voor werk bij hetzelfde bedrijf als nu het geval is.

5. Tegen die achtergrond kan er alleen aanleiding zijn voor toewijzing van de nu gevraagde voorlopige voorziening als sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, die ook helder en eenduidig zijn geschetst bij de aanvraag zelf.

6. Dat is niet gebeurd. Er is bij de aanvraag volstaan met het invullen van het aanvraagformulier en het met een vierregelig formeel briefje aanbieden van een groot aantal stukken.

7. Alleen al daarom is er geen reden tot toewijzing van het verzoek.

8. Omdat niet is gebleken van bij de aanvraag concreet geschetste nieuwe feiten of omstandigheden, is ook het bezwaar ongegrond.

9. Daaraan voegt de voorzieningenrechter nog toe dat evenmin sprake is van een situatie waarin bij een inhoudelijke beoordeling evident is dat inwilliging...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT