Uitspraak Nº AWB - 19 _ 2264. Rechtbank Rotterdam, 2019-07-12

ECLIECLI:NL:RBROT:2019:5587
Date12 Julio 2019
Docket NumberAWB - 19 _ 2264
Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 19/2264

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Naam], te [woonplaats], verzoekster,

en

De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), verweerster,

gemachtigden: mr. A.J. Boorsma en mr. C.A. Geleijnse.

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2019 (instemmingsbesluit) heeft DNB ingestemd met de fusie van Optas Pensioenen N.V. (Optas) als verdwijnende rechtspersoon met Aegon Levensverzekering N.V. (Aegon) als verkrijgende rechtspersoon.

Bij e-mails van 7 maart 2019 heeft [verzoekster] DNB gevraagd of er een instemmingsbesluit is genomen en zo ja, dat aan haar te verstrekken.

Bij e-mail van 7 maart 2019 heeft DNB [verzoekster] meegedeeld dat de gevraagde informatie niet kan worden verstrekt vanwege de wettelijke geheimhoudingsplicht.

Bij e-mail van 7 maart 2019 heeft [verzoekster] meegedeeld het niet eens te zijn met het beroep van DNB op de geheimhoudingsplicht en bezwaar gemaakt tegen het instemmingsbesluit voor zover dat is genomen.

Op 2 april 2019 is in Staatscourant 2019 nr. 14032 gepubliceerd dat de rechten en verplichtingen uit de overeenkomsten van levensverzekering van Optas met ingang van 1 april 2019 zijn overgegaan naar Aegon.

Op 2 mei 2019 heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die primair inhoudt dat DNB het instemmingsbesluit aan haar moet verstrekken.

DNB heeft het instemmingsbesluit aan de voorzieningenrechter toegezonden en met verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend hij daarvan kennis mag nemen. Op 28 mei 2019 heeft de rechter-commissaris beslist dat beperking van de kennisneming van het instemmingsbesluit gerechtvaardigd is. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter toestemming gegeven mede op de grondslag van dat stuk uitspraak te doen.

[verzoekster] heeft haar standpunt schriftelijk nader toegelicht en nadere stukken ingediend.

DNB heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2019. [verzoekster] is verschenen. DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, verzegeld door een aantal medewerkers van DNB. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

De voorzieningenrechter heeft na de zitting besloten het onderzoek te heropenen om een aantal schriftelijke vragen aan DNB te stellen. DNB heeft deze vragen op 14 juni 2019 schriftelijk beantwoord. Zoals ter zitting met partijen is besproken, zijn de vragen van de voorzieningenrechter en het antwoord van DNB daarop niet met [verzoekster] gedeeld.

Op 21 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter het onderzoek opnieuw gesloten.

Overwegingen

Bevoegdheid en spoedeisend belang
1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. DNB stelt dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek om voorlopige voorziening.

Dit standpunt volgt de voorzieningenrechter niet. Ook als DNB zich terecht op het standpunt stelt dat [verzoekster] geen bezwaar kan maken tegen het instemmingsbesluit en tegen de weigering dat besluit aan haar te verstrekken en haar bezwaren niet-ontvankelijk zijn, staat tegen de niet-ontvankelijkverklaring van die bezwaren beroep open bij de rechtbank Rotterdam. Omdat deze rechtbank bevoegd kan worden in de hoofdzaak/hoofdzaken, is de voorzieningenrechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek.

3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [verzoekster] spoedeisend belang bij haar verzoek. DNB is van plan op korte termijn op het bezwaar tegen het instemmingsbesluit te beslissen. [verzoekster] heeft er belang bij dat zij voorafgaand aan het nemen van dat besluit kan beschikken over het instemmingsbesluit, zodat zij haar bezwaar daartegen nader kan toelichten. Dat DNB niet ten onrechte stelt dat [verzoekster] ook zonder het instemmingsbesluit in staat is gebleken te onderbouwen waarom zij meent belanghebbende bij dat besluit te zijn en welke bezwaren zij daartegen heeft, laat onverlet dat zij daarop adequater kan reageren als zij bekend is met (de motivering van) het instemmingsbesluit. Dat de rechtbank ook in een eventuele beroepsprocedure kan beoordelen of [verzoekster] recht heeft op het instemmingsbesluit, neemt het spoedeisend belang niet weg. Dat zou betekenen dat [verzoekster] de gronden van haar bezwaar en vervolgens ook de gronden van haar eventuele beroep moet formuleren zonder het instemmingsbesluit te kennen, wat nadelig is voor haar procespositie.

Het bezwaar tegen de weigering het instemmingsbesluit te verstrekken

4.1

Volgens vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld de uitspraak van 3 april 2013 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling; ECLI:NL:RVS:2013:BZ7568), levert de reactie van een bestuursorgaan op een verzoek van een belanghebbende om toezending van de op een zaak betrekking hebbende stukken geen besluit op als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, nu die reactie deel uitmaakt van de procedure waarop die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT