Uitspraak Nº AWB - 19 _ 1215. Rechtbank Noord-Holland, 2019-09-30

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:8069
Docket NumberAWB - 19 _ 1215
Date30 Septiembre 2019
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/1215 en HAA 19/1584

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 september 2019 in de zaken tussen

Harsco Metals Holland B.V., te Velsen-Noord, eiseres

(gemachtigde: mr. A. van Rossem),

en

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. R.T. de Grunt).

Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:

1. Tata Steel IJmuiden B.V

(gemachtigde: mr. W.J. Bosma)

2. Stichting IJmondig,

(gemachtigde: mr. B. Kloostra);

3. Stichting dorpsraad Wijk aan Zee

(gemachtigden: M. Gosen en Y.H.B.T.M. Holtwijk).

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2018 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiseres (hierna te noemen: Harsco) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding met een maximum van € 150.000,- gelast om vóór 1 november 2018 overtreding van voorschrift 4.2.4 van de vergunning van 13 februari 2009 met kenmerk 2009-2963 te beëindigen en herhaling van deze overtreding te voorkomen door zodanige maatregelen te treffen dat bij het kiepen van slakken geen stofverspreiding plaatsvindt die buiten een afstand van 2 meter nog visueel waarneembaar is.

Harsco heeft tegen het bestreden besluit op 31 oktober 2018 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om in verband met dat besluit een voorlopige voorziening te treffen.

Op 2 november 2018 heeft verweerder de tekst van het bestreden besluit aangevuld, in die zin dat daar waar wordt verwezen naar voorschrift 4.2.4 van de op 13 februari 2009 verleende vergunning met kenmerk 2009-2963 de zinsnede “zoals gewijzigd bij besluit van 17 mei 2010, kenmerk 2010-28589” wordt toegevoegd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 november 2018 afgewezen.

Bij beslissing van 23 januari 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard. Harsco heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd met zaaknummer HAA 19/1215.

Bij besluit van 21 mei 2019, met verzenddatum 3 juni 2019 (hierna ook: het invorderingsbesluit), heeft verweerder aan Harsco meegedeeld dat 30 overtredingen van de last als opgenomen in het primaire besluit I zijn geconstateerd en dat Harsco daarom het maximumbedrag aan dwangsommen als genoemd in dat besluit heeft verbeurd. Verweerder heeft daarom besloten een bedrag van € 150.000,- van eiseres in te vorderen. Het beroep tegen het bestreden besluit I heeft op grond van het bepaalde in artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede betrekking op dit besluit.

De in de aanhef van deze uitspraak genoemde derde-belanghebbenden hebben in beroep een zienswijze naar voren gebracht.

Van verweerder is een verweerschrift ontvangen.

Bij besluit van 23 januari 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder Harsco zonder een nadere begunstigingstermijn te stellen op straffe van een dwangsom gelast om overtreding van het vergunningvoorschrift 4.2.4 te beëindigen en herhaling van deze overtreding te voorkomen door zodanige maatregelen te treffen dat bij het kiepen van slakken geen stofverspreiding plaatsvindt die buiten een afstand van 2 meter nog visueel waarneembaar is, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per overtreding met een maximum van € 300.000,-.

Harsco heeft tegen het bestreden besluit II bezwaar gemaakt en verweerder verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Awb. Verweerder heeft hiermee ingestemd en het bezwaarschrift aan de rechtbank doorgezonden. De rechtbank heeft het bezwaar als beroep in behandeling genomen. Dit beroep is geregistreerd met zaaknummer HAA 19/1584.

De meervoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2019 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens eiseres is daarnaast verschenen [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn tevens verschenen [naam 2] en [naam 3] . Tata Steel IJmuiden B.V. (hierna te noemen: Tata Steel) heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens Tata Steel is tevens verschenen [naam 4] . Stichting IJmondig (hierna te noemen: IJmondig)heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens IJmondig zijn tevens verschenen [naam 5] en [naam 6] . De Stichting Dorpsraad Wijk aan Zee (hierna te noemen: de Dorpsraad) heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

1 Feiten
1.1

Harsco is een inrichting die op het terrein van Tata Steel is gevestigd. Harsco ontvangt en verwerkt slakken van Tata Steel. Deze slakken zijn een restproduct van het proces waarbij door Tata Steel van ruwijzer staal wordt gemaakt.

1.2

Verweerder heeft aan MultiServ Holland B.V. (de rechtsvoorganger van Harsco) op 13 februari 2009 een de gehele inrichting omvattende vergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer verleend. Aanleiding hiervoor was dat de oude vergunning was verlopen, dat het gebruik van de bestaande slakput zou worden gestopt en dat een nieuwe slakput zou worden aangelegd.

1.3

Bij (herstel-)besluit van 17 mei 2010 heeft verweerder de op 13 februari 2009 verleende vergunning naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 10 februari 2010 (zaaknummer 200902245/1/M1) op enkele onderdelen aangepast.

1.4

Bij brief van 27 mei 2014 heeft verweerder Harsco meegedeeld dat het Activiteitenbesluit Milieubeheer (Activiteitenbesluit) met ingang van 1 januari 2013 ook van toepassing is op een aantal van de activiteiten die plaatsvinden in de inrichting van Harsco. Daarbij is onder meer aangegeven dat de voorschriften aangaande fijnstofemissies als bedoeld in voorschrift 4.1.1 van de milieuvergunning geheel of ten dele komen te vervallen en worden vervangen door afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit, en dat voorschriften 4.2.4 en 4.2.9 geheel of ten dele komen te vervallen en worden vervangen door afdeling 3.4.3 van het Activiteitenbesluit.

1.5

Bij brief van 2 juli 2018 heeft verweerder aan Harsco meegedeeld dat is geconstateerd dat emissie van stof op een grotere afstand dan 2 meter van de opslag heeft plaatsgevonden die duidelijk en bij herhaling zichtbaar was. Verweerder heeft Harsco daarom gesommeerd om er met onmiddellijke ingang voor te zorgen dat de stofoverlast wordt gestopt en niet meer optreedt.

1.6

Na constatering van nieuwe stofemissies is verweerder vervolgens overgegaan tot oplegging van de lasten onder dwangsom als genoemd onder het kopje ‘procesverloop’. Daarbij is aangegeven dat daartoe besloten is vanwege ongecontroleerde stof- en grafietemissies waarmee eiseres sinds december 2016 kampt.

2 Wie zijn bij welk besluit belanghebbend ?
2.1

De rechtbank is ambtshalve gehouden zich een oordeel te vormen over de vraag of Tata Steel, de Dorpsraad en IJmondig in de nu aan de orde zijnde procedure als belanghebbenden in de zin van de Awb kunnen worden aangemerkt en overweegt hiertoe als volgt.

2.2

Is Tata Steel belanghebbende ?

Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt dient sprake te zijn van een rechtstreeks bij een besluit betrokken belang in de zin van artikel 1:2 van de Awb.

2.2.1

De lasten onder dwangsom waartegen door Harsco beroep is ingesteld richten zich niet tot Tata Steel, maar tot Harsco. Tata Steel verbeurt geen dwangsommen als niet aan de last is voldaan. Tata Steel is om die reden in beginsel geen rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Awb, maar heeft slechts een van de contractuele relatie tussen Harsco en Tata Steel afgeleid belang.

2.2.2

In zijn conclusie van 7 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3474) heeft advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven een aantal vuistregels geformuleerd om te bepalen of er sprake is van belanghebbendheid, waaronder vuistregel 3, inhoudende dat een afgeleid belang de derde niet moet worden tegengeworpen als de betrokkenheid van zijn rechts- of belangpositie bij het besluit een zelfstandige aanspraak op rechtsbescherming rechtvaardigt.

2.2.3

Tata Steel heeft ter zitting uiteengezet en voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de lasten onder dwangsom zal worden beperkt in de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT