Uitspraak Nº AWB - 19 _ 5688. Rechtbank Den Haag, 2020-03-31

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:3226
Date31 Marzo 2020
Docket NumberAWB - 19 _ 5688
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/5688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: R. Vingerling).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om afgifte van een voorrangsverklaring afgewezen.

Bij besluit van 23 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2020.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
1.1.

Eiseres heeft op 8 maart 2018 samen met haar partner [A] verzocht om

een voorrangsverklaring wegens medische problematiek (psychische klachten) van haar partner. Bij besluit van 29 mei 2018 is voor de duur van drie maanden aan de partner van eiseres een voorrangsverklaring met een bepaald profiel verleend met ingang van

29 mei 2018, omdat hij voldoet aan het criterium sociaal en/of medisch levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie, vanwege medische omstandigheden. Met toepassing van de hardheidsclausule is het zoekgebied beperkt tot de gemeente Den Haag. Het gezin is per 5 juli 2018 verhuisd naar de huidige woonbuurt.

Eiseres heeft op 22 november 2018 een voorrangsverklaring aangevraagd wegens

haar eigen medische problematiek en die van haar partner (beide psychische klachten). Ten tijde van deze aanvraag was zij woonachtig met haar partner en hun minderjarige kind (tweede kind op komst).

1.2.

In het GGD-advies van 14 februari 2019 is vermeld dat eiseres en haar partner zijn

verschenen op het spreekuur en dat de anamnese is afgenomen. De partner heeft de brief van zijn GZ-psycholoog van 13 november 2018 overgelegd. De GGD-arts heeft op

12 februari 2019 telefonisch overleg gehad met de behandelend psycholoog van de partner van eiseres en de partner is besproken in een intercollegiaal overleg op 12 februari 2019.

De partner van eiseres is bekend met psychische klachten en hij heeft herbelevingen van gewelddadige gebeurtenissen in zijn jeugd, waarvan hij getuige is geweest. De partner heeft meegedeeld dat hij zich daarom sinds enkele maanden weer onder behandeling heeft gesteld van de GGZ. De behandelaar heeft aangegeven dat de behandeling inmiddels is beëindigd, omdat de partner niet op de afspraken verscheen. De partner van eiseres heeft medicatie. De GGD-arts heeft vermeld dat de klachten in de vorige woonomgeving bestonden en ook nu nog bestaan. Nu de partner zich aan behandeling onttrekt, kan verdere diagnostiek en behandeling niet meer plaatsvinden. Een verband met de woonomgeving kan dan ook niet worden aangetoond. Voorts is vermeld dat eiseres psychische klachten heeft ontwikkeld sinds zij in deze buurt woont. Zij heeft slaapproblemen, voelt zich depressief en is onder behandeling van de PoH-GGZ. Eiseres is zwanger van een tweede kind. Geconcludeerd is dat verhuizing prettig zou zijn, maar de aard en de ernst van de klachten is niet zodanig dat er een medische urgentie voor verhuizen bestaat. Ook bestaat er geen gebiedsbeperking. Het verband tussen de klachten en de woonomgeving is onvoldoende aangetoond.

1.3.

Bij het primaire besluit is de aanvraag van eiseres om afgifte van een voorrangsverklaring afgewezen, omdat sprake is van een ernstige, maar niet levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie.

2. Bij het bestreden besluit is de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Het advies

van de Adviescommissie bezwaarschriften (de commissie) van 22 juli 2019 wordt daarbij gevolgd.

3. Eiseres beschouwt hetgeen in bezwaar naar voren is gebracht hier als herhaald en ingelast. Zij heeft in beroep voorts nadere gronden aangevoerd waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit.

4. Een overzicht van de relevante wettelijke bepalingen is in de bijlage, die onderdeel is van deze uitspraak, opgenomen.

5.1.

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, uitspraak van 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:206), mag een bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits het op een onpartijdige, objectieve en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT