Uitspraak Nº AWB - 19 _ 49. Rechtbank Noord-Holland, 2020-04-24

ECLIECLI:NL:RBNHO:2020:3034
Date24 Abril 2020
Docket NumberAWB - 19 _ 49
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/49

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2020 in de zaak tussen [eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M.P.M. Lousberg),

en

de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.L. van Hof).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2017 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiseres met onmiddellijke ingang de toegang tot het Detentiecentrum Schiphol ontzegd.

Bij besluit van 6 juni 2018 (het primaire besluit II) heeft verweerder eiseres met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.

Bij besluit van 23 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beide primaire besluiten ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. drs. C.M. Prade die waarnam voor zijn gemachtigde. Ook is [naam 1] verschenen (directeur Detentiecentrum Schiphol).

Overwegingen
1.1.

Op 23 januari 2008 is eiseres in dienst getreden bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), laatstelijk in de functie van detentietoezichthouder (DTH), schaal 5 bij het Detentiecentrum Schiphol (DC Schiphol).

1.2.

Vanaf maart 2014 heeft eiseres wegens gezondheidsbeperkingen tijdelijk in aangepast werk gewerkt. Zij is in juni 2015 geopereerd en na herstel heeft zij weer gewerkt in haar eigen functie van DTH.

1.4.

Bij brief van 1 maart 2016 heeft verweerder eiseres zijn ongenoegen meegedeeld over het feit dat eiseres zich niet conform het verzuimreglement DJI ziek en hersteld heeft gemeld, dat zij de bedrijfsarts niet in de gelegenheid heeft gesteld een oordeel te geven over haar beperkingen en dat zij de bedrijfsarts op een minachtende manier heeft bejegend.

1.5.

Bij besluit van 22 juli 2016 heeft verweerder eiseres de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping opgelegd omdat zij zich niet conform het verzuimprotocol heeft ziekgemeld.

1.6.

Bij brief van 7 november 2016 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij zich bij haar ziekmelding op 11 oktober 2016 niet heeft gehouden aan het verzuimreglement DJI, dat zij zich op 14 oktober 2016 bij de bedrijfsarts ongepast en onwenselijk heeft gedragen en dat sprake is van een functioneringsprobleem. Verweerder heeft in deze brief tevens aangekondigd dat hij met eiseres een afspraak zal maken voor het starten van een functioneringstraject.

1.7.

Een functioneringstraject heeft vervolgens niet dan wel nauwelijks plaatsgevonden.

1.8.

De huidige procedure is gestart met twee meldingen van de nachtcoördinator van het DC Schiphol dat eiseres tijdens haar nachtdienst van 23 op 24 oktober 2017 en tijdens haar nachtdienst van 24 op 25 oktober 2017 liggend op de grond is aangetroffen. Naar aanleiding van de meldingen heeft verweerder gesprekken gevoerd met eiseres en met haar collega’s die die nachten ook dienst hadden. Vervolgens heeft verweerder het Bureau Integriteit van de DJI (BI) gevraagd een disciplinair onderzoek in te stellen naar vermoedelijke plichtsverzuim van eiseres.

1.9.

Hangende het onderzoek heeft verweerder met toepassing van artikel 77 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) eiseres bij het primaire besluit I de toegang tot het DC Schiphol ontzegd. Het BI heeft op 8 januari 2018 een rapport uitgebracht. Naar aanleiding van de uitkomst van het rapport heeft verweerder eiseres bij brief van 21 maart 2018 zijn voornemen kenbaar gemaakt om eiseres onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen wegens ernstig plichtsverzuim.

1.10.

Bij het primaire besluit II heeft verweerder met toepassing van artikel 81, eerste lid, aanhef en onder l, van het ARAR eiseres met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd. Daaraan heeft verweerder de volgende gedragingen ten grondslag gelegd:

1. het op een deken op de grond liggen en rusten tijdens de nachtdienst van 23 op 24 oktober 2017 van de Centrale Meldkamer (CMK) tussen ongeveer 00.00 uur en 05.00 uur en hierdoor niet de hele nachtdienst toezicht houden;

2. het niet verrichten van werkzaamheden tussen 00.00 en 05.00 uur behorend bij de post ‘CMK’ tijdens de nachtdienst van 23 op 24 oktober 2017 door onder andere niet te observeren via de camera’s, geen assistentie te geven en niet te reageren op oproepen;

3. het ruilen van de post ‘Verkeersposten’ in de nachtdienst van 23 op 24 oktober 2017 niet doorgeven aan de nachtcoördinator;

4. het op doekjes op de grond zitten dan wel liggen en rusten tijdens de nachtdienst van
24 op 25 oktober 2017 tussen ongeveer 02.00 en 04.30 uur in een ruimte bij de voorportier en hierdoor niet de hele nachtdienst toezicht houden;

5. het niet verrichten van werkzaamheden als ambulant CMK tijdens de nachtdienst van
24 op 25 oktober 2017 door onder andere oproepen via de portofoon niet te beantwoorden

en zich rond 00.00 uur niet naar de post ‘CMK’ te begeven.

Tevens blijkt uit dit besluit dat verweerder bij het bepalen van de strafmaat de drie incidenten uit 2016 mede...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT