Uitspraak Nº AWB - 19 _ 6886. Rechtbank Den Haag, 2020-11-18

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:11596
Docket NumberAWB - 19 _ 6886
Date18 Noviembre 2020
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/6886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2020 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

De gemeenteraad van de gemeente Den Haag, verweerder

(gemachtigde: J.L. van Oeveren).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om opheffing van de geheimhouding van twee documenten die betrekking hebben op het verkoopproces bij Eneco afgewezen.

Bij besluit van 19 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.


Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en daarbij de rechtbank verzocht ten aanzien van een aantal van deze stukken te bepalen dat alleen de rechtbank daarvan kennis zal mogen nemen. Eiser heeft bij brief van 1 februari 2020 de rechtbank doen weten dat hij instemt met toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op
26 oktober 2020. De rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met de zaak SGR 19/6657. De rechtbank heeft de zaken voor de uitspraak gesplitst. Eiser is verschenen. Verweerder en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen
1.1.

Het college heeft op 19 september 2018 en 16 oktober 2018 twee documenten over het verkoopproces van Eneco onder geheimhouding verstrekt aan verweerder. Verweerder heeft de geheimhouding van deze documenten bekrachtigd op respectievelijk 20 september 2018 en 8 november 2018.

1.2.

Eiser heeft bij brief van 23 oktober 2018 op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een verzoek gedaan bij het college om verstrekking van de twee documenten.

1.3.

Het college heeft dit verzoek tevens opgevat als een verzoek om opheffing van de geheimhouding van de twee betreffende documenten. Op grond van artikel 25, vierde lid, van de Gemeentewet is dit verzoek om opheffing van de geheimhouding vervolgens aan verweerder voorgelegd, voordat het college een besluit heeft genomen op het Wob-verzoek van eiser.

2.1.

Verweerder heeft eisers verzoek om opheffing van de geheimhouding, op voorstel van het college, afgewezen. Volgens het college en verweerder is geheimhouding ten aanzien van de documenten opgelegd in verband met de belangen van Eneco en aandeelhouders die betrekking hebben op het verstrekken van bedrijfsvertrouwelijke gegevens van Eneco en de economische en financiële belangen van Eneco, de gemeente Den Haag en de andere 52 gemeentelijke aandeelhouders gedurende het verkoopproces.

2.2.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. In het advies is overwogen dat verweerder alleen hoeft te beoordelen of de belangen die destijds ten grondslag lagen aan de bekrachtiging van de geheimhouding zich nog steeds voordoen. Nu het verkoopproces nog steeds loopt, zijn de gestelde belangen volgens verweerder nog steeds aanwezig. Verweerder acht het belang van Eneco en de andere aandeelhouders om de documenten geheim te houden groter dan het algemene belang van openbaarheid.

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder ten onrechte alleen heeft beoordeeld of de belangen die destijds ten grondslag lagen aan de bekrachtiging van de geheimhouding zich nog steeds voordoen. Eiser wijst verder op het belang van openbaarheid van de stukken, voor hem als raadslid evenals burger, omdat het hier deels grote publieke belangen betreft. Volgens eiser is het besluit in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, nu het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen.
Verweerder heeft niet aangegeven waarom de documenten niet openbaar kunnen worden gemaakt met, waar nodig, onleesbaar gemaakte passages. Verweerder en het college hebben ook niet per passage gekeken of geheimhouding kon worden opgeheven, maar de documenten integraal als vertrouwelijk aangemerkt, ondanks dat niet alle informatie valt onder artikel 10, eerste lid, onder c en tweede lid, onder b van de Wob. Voorts is niet gemotiveerd waarom openbaarheid Eneco of andere aandeelhouders zal schaden.

4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

5. De rechtbank overweegt als volgt.

5.1.

Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT