Uitspraak Nº AWB - 19 _ 5509. Rechtbank Noord-Holland, 2020-10-02

ECLIECLI:NL:RBNHO:2020:7780
Docket NumberAWB - 19 _ 5509
Date02 Octubre 2020
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/5509

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2020 in de zaak tussen [X] , wonende te [Z] , eiser,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2019 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij informatie heeft gekregen van de verhuurder van eiser en dat hij op basis daarvan de huurtoeslag voor de berekeningsjaren 2018 en 2019 heeft aangepast.

Bij besluit van 9 augustus 2019 heeft verweerder de huurtoeslag van eiser voor het berekeningsjaar 2018 definitief berekend en vastgesteld op € 3.108.

Bij voorschotbeschikking van 21 augustus 2019 heeft verweerder de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2019 berekend en vastgesteld op € 3.095.

Bij beslissing op bezwaar van 17 september 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 8 juli 2019 kennelijk ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld bij brief die is binnengekomen bij de rechtbank op 29 oktober 2019.

Bij beschikking van 24 december 2019 heeft verweerder een verzoek van eiser tot herziening van de besluiten van 9 augustus 2019 en 21 augustus 2019 afgewezen.

Op 13 mei 2020 heeft verweerder de beslissing op bezwaar herzien en het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Hij heeft daarbij de huurtoeslag over het berekeningsjaar 2018 berekend op € 3.266 en die over het berekeningsjaar 2019 op € 3.253.

Bij voorschotbeschikking van 5 juni 2020 heeft verweerder de huurtoeslag van eiser over het berekeningsjaar 2019 berekend en vastgesteld op € 3.253.

Bij beschikking van 17 juli 2020 heeft verweerder de huurtoeslag van eiser over het berekeningsjaar 2018 definitief berekend en vastgesteld op € 3.266.

Verweerder heeft op 17 juli 2020 voorts een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2020 te Haarlem. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] .

Overwegingen

Feiten

1. Op 23 oktober 2009 heeft eiser een overeenkomst gesloten met mevrouw [naam 2] (de verhuurder) voor de huur van een woning aan de [adres] . Op grond van deze overeenkomst moet eiser € 620 per maand voldoen.

2. Op 27 mei 2019 is bij verweerder de volgende melding binnengekomen:

“Ik vermoed dat [eiser], woning de [adres] , een te hoge huur opgeeft voor het verkrijgen van huursubsidie. De huur inclusief gas, licht, water en service kosten bedraagt € 620,-.

Mijn vermoeden is dat hij sinds 2009 het bedrag van € 620,- opgeeft als kale huur, terwijl bij dit bedrag de kosten van gas, licht, water en servicekosten zijn inbegrepen.”

3. De verhuurder heeft voorgesteld om per 1 juli 2018 de huurprijs te verhogen van € 620 tot € 704,50 per maand. Eiser heeft de huurcommissie verzocht dit voorstel te beoordelen. In de uitspraak van de huurcommissie van 4 juni 2019 valt onder meer het volgende te lezen:

“Korte samenvatting verklaring huurder:

- De huurprijs was een all-in prijs, want er zijn nooit andere betalingen gedaan

(…)

- Ik heb geen bezwaar tegen een huurverhoging van de kale huurprijs. Maar dan moet er wel eerst een realistisch bedrag voor de kosten voor gas, elektra en water worden bepaald.

(…)

Korte samenvatting verklaring gemachtigde van de verhuurder:

- Er was sprake van een all-in prijs. Dat is op verzoek van de huurder destijds bepaald

- Na het bepalen van de borgsom, is het bedrag van de kale huurprijs en het bedrag voor gas, elektra en water aangegeven.

- Er is een redelijk hoog bedrag voor gas, elektra en water genomen, zodat de huurverhoging op basis van de kale huurprijs niet te hoog zou zijn. Er is gekeken naar de oppervlakte van de woning, het aantal personen en het gemiddelde gebruik.

(…)

Voorts is de commissie van oordeel dat vast is komen te staan dat er een huurovereenkomst is aangegaan met een all-in prijs van € 620,00. Deze all-in prijs is vervolgens gesplitst in een kale huur van € 520,00 en een bedrag van € 100,00 voor de kosten voor gas, elektra en water. Voor de beoordeling van de huurverhoging per 1 juli 2018 gaat de commissie derhalve uit van een kale huurprijs van € 520,00.

De verhuurder heeft ter zitting verklaard dat het bedrag van € 100,00 voor de kosten voor gas, elektra en water is bepaald op basis van de oppervlakte van de woning, het aantal personen en het gemiddelde verbruik. Partijen kunnen een procedure bij de Huurcommissie starten voor het beoordelen van de afrekening servicekosten.

De voorzitter oordeelt als volgt:

Het voorstel van de verhuurder om de huurprijs te verhogen van € 620,00 tot € 704,50 met ingang van 1 juli 2018 is niet redelijk.

Wel redelijk is een huurverhoging van € 520,00 (kale huur) met 3,9% (€ 20,28) tot € 540,28 met ingang van 1 juli 2018.

(…)

Volgens de wet worden de huurder en de verhuurder geacht te zijn overeengekomen wat in deze uitspraak is vastgesteld, tenzij een van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT