Uitspraak Nº AWB - 19 _ 5512. Rechtbank Den Haag, 2022-07-01

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:6296
Docket NumberAWB - 19 _ 5512
Date01 Julio 2022
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/5512

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen [eiseres] Limited, te [plaats buitenland] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.E. van Hoorn en mr. F. Tolboom),

en

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigde: mr. R.G.J. Wildemors en mr. T. van Velzen).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 300.000,- wegens overtreding van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Kanspelen (Wok).

Bij besluit van 16 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2021.

Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft het onderzoek heropend in afwachting van de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank in twee andere boetezaken. In deze zaken heeft de rechtbank op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBDHA:2021:11092).

Geen van de partijen heeft binnen de door de rechtbank gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht nader ter zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarop het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.

Overwegingen

1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2. Verweerder heeft bij het primaire besluit aan eiseres, exploitant van de website www.williamhill.com, een boete van € 300.000,- opgelegd, omdat eiseres in ieder geval in de periode van 12 februari 2018 tot 29 mei 2018 zonder vergunning online kansspelen heeft aangeboden op de Nederlandse markt. Dit is een overtreding van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok. Verweerder heeft het boetebesluit gebaseerd op onderzoeken van zijn toezichthouders, neergelegd in een op 21 augustus 2018 opgesteld boeterapport over onder meer de aanbieder, het aanbod van kansspelen op die website, de toegankelijkheid van die website vanuit Nederland, de mogelijke betaalmethoden en het meedingen naar prijzen of premies. Uit het onderzoek blijkt volgens verweerder dat het kansspelaanbod van eiseres op Nederland was gericht. Het kansspelaanbod betrof een breed scala van kansspelen waaronder sportweddenschappen, live casinospelen, kraskaarten en speelautomaten. In totaal ging het om meer dan 200 verschillende spelen. Daarnaast heeft eiseres ook via twee applicaties, te downloaden via de Apple Appstore, kansspelen aangeboden.

3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire boetebesluit gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder het advies gevolgd van de Adviescommissie bezwaarschriften van de Kansspelautoriteit van 10 juli 2019.

4. Eiseres voert, samengevat weergegeven, aan dat het Nederlandse kansspelbeleid in strijd is met artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Ook is de boete in strijd met het Unierechtelijke en nationale vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.

Eiseres stelt dat het aanbod op haar website in overeenstemming is met de door verweerder in 2012, in overleg met de marktpartijen waaronder eiseres, vastgestelde prioriteringscriteria en dat zij daarom erop mocht vertrouwen dat zij haar website zonder boete kon blijven exploiteren. Gedurende een aantal jaren werd in overeenstemming met die afspraken door verweerder niet gehandhaafd tegen eiseres. Verweerder mocht niet overgaan tot handhaving jegens eiseres gelet op de destijds gemaakte afspraken en gedane toezeggingen, het voldaan hebben aan het gedoogbeleid en de verwachting dat de Wet Kansspelen op afstand (Koa) in 2013 in werking zou treden en eiseres dan over een vergunning zou beschikken.

Voor zover het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, stelt eiseres dat de prioriteringscriteria 2017 onvoldoende duidelijk, nauwkeurig en voorzienbaar waren voor eiseres. Daardoor is de boete in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel opgelegd.

Eiseres stelt tot slot dat de boete onevenredig hoog is.

5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

Is sprake van een overtreding?

6. Het is niet in geschil dat eiseres in ieder geval in de periode van 12 februari 2018 tot 29 mei 2018 zonder een Nederlandse vergunning kansspelen heeft aangeboden via de website www.williamhill.com.

Strijd met het verbod op beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie?

7.1.

Eiseres stelt primair dat artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok in strijd is met artikel 56 van het VWEU. Het Nederlands kansspelbeleid is niet consistent naar de maatstaven van het Unierecht. De consistentietoets moet volgens eiseres dynamisch worden verricht, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met de evolutie van de omstandigheden na de vaststelling van de Wok.

7.2.

Ten tijde van het bestreden besluit was eiseres gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en viel zij onder de reikwijdte van artikel 56 van het VWEU. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat aan haar door de bevoegde autoriteiten van [plaats buitenland] een vergunning voor het aanbieden van online kansspelen is verleend. Niet in geschil is dat artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok een beperking vormt van het vrij verkeer van diensten. Een dergelijke beperking kan zijn gerechtvaardigd vanwege doelstellingen van dwingende redenen van algemeen belang.

7.3.

De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 22 februari 20171 onder verwijzing naar onder meer het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 juni 20152, vastgesteld dat met het verbod van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok het tegengaan van gokverslaving bij de consument en het bestrijden van criminaliteit worden nagestreefd, hetgeen doelstellingen van dwingende redenen van algemeen belang zijn, op grond waarvan beperkingen van het vrije verkeer van diensten gerechtvaardigd kunnen zijn.

7.4.

Onder verwijzing naar genoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 22 februari 2017 en de uitspraken van 26 september 20183 en 17 februari 20214, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het kansspelbeleid van verweerder niet coherent en systematisch is en dat het verbod om online kansspelen aan te bieden niet geschikt is om de doelstellingen van dat beleid te bereiken. Onder verwijzing naar die uitspraken acht de rechtbank de beperkingen, waartoe de toepassing van het verbod op het online aanbieden van kansspelen leidt, niet onevenredig.

Vertrouwensbeginsel. Zijn er(gedoog)afspraken gemaakt?

8.1.

De rechtbank stelt voorop dat zij van oordeel is dat het Unierechtelijke vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel in de situatie die nu ter beoordeling voorligt, geen andere inhoud heeft dan het nationale vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het beroep op het Unierechtelijke vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel en het beroep op het nationale vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel afzonderlijk te beoordelen, te meer nu eiseres aan haar beroep op deze beginselen dezelfde feiten ten grondslag legt. Een geslaagd beroep op het Unierechtelijke vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel heeft dezelfde gevolgen als een geslaagd beroep op het nationale vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, namelijk dat de opgelegde boete zou moeten worden herroepen.

8.2.

Bij uitspraak van 29 mei 20195 heeft de hoogste bestuursrechter een drie-stappenplan uiteengezet voor de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel.

8.3.

Uit dit stappenplan volgt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel in de eerste plaats is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van het bestuursorgaan een toezegging is gedaan. Om aan te nemen dat een toezegging is gedaan, dient degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk te maken dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT