Uitspraak Nº AWB- 19_1706 en 19_1723. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-06-21

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:3363
Docket NumberAWB- 19_1706 en 19_1723
Date21 Junio 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 19/1706 WABOM en BRE 19/1723 WABOM

uitspraak van 21 juni 2022 van de meervoudige kamer in de zaken tussen

1 [naam eiser] , te [woonplaats] ,

2. [naam eisers 1] , te [woonplaats] ,

gemachtigde: mr. M.J.C. Mol,
verder aangeduid als: eisers 1,

3 [naam eisers 2] , te [woonplaats] ,

gemachtigde: mr. J.E. Dijk,

verder aangeduid als eiseres 2,

tezamen aangeduid als eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, het college.

Als vergunninghouder heeft aan het geding deelgenomen:

[naam vergunninghouder] , te [woonplaats] ,

gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij.

Daarnaast heeft aan het geding deelgenomen:

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2019 (bestreden besluit) van het college over het verlenen van een omgevingsvergunning (fase 1) voor het veranderen en uitbreiden van een bestaande varkenshouderij aan de [adres 1] te [woonplaats] . De omgevingsvergunning is verleend voor het oprichten dan wel veranderen en in werking hebben van een inrichting1 en voor een handeling met gevolgen voor beschermde natuurgebieden.2

De rechtbank heeft partijen op 7 december 2021 per e-mailbericht meegedeeld dat het relativiteitsvereiste mogelijk in de weg zou kunnen staan aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden van eisers tegen de natuurtoestemming. De rechtbank heeft partijen meegedeeld dat zij ter zitting in de gelegenheid gesteld zouden worden om daar specifiek op te reageren. De rechtbank heeft verder meegedeeld dat de meervoudige kamer na de zitting een definitief standpunt in zou nemen over het relativiteitsvereiste en dat een tweede zitting plaats zou vinden als vastgesteld zou worden dat het relativiteitsvereiste niet aan (alle) eisers zou kunnen worden tegengeworpen.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 9 december 2021. Namens eisers 1 was hun gemachtigde en [naam eiser] aanwezig en namens eiseres 2 was haar gemachtigde en [naam betrokkene 1] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.C.S.F. Frenken, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] . Namens vergunninghouder waren diens gemachtigde, [naam betrokkene 2] , [naam betrokkene 3] en [naam betrokkene 4] aanwezig. Tijdens de zitting is de milieutoestemming en het relativiteitsvereiste besproken en heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting gesloten.

In een beslissing van 16 december 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat de rechtbank – gelet op de meest recente statuten van eiseres 2 – tot de conclusie is gekomen dat het relativiteitsvereiste niet aan haar kan worden tegengeworpen. De rechtbank heeft daar aan toegevoegd dat een tweede zitting plaats zou vinden in beide zaken, waarin de natuurtoestemming zou worden behandeld en waarvoor ook het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant (hierna: Gedeputeerde Staten) uitgenodigd zou worden.

Dat tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 29 maart 2022. Namens eisers 1 was hun gemachtigde en [naam eiser] aanwezig en namens eiseres 2 was haar gemachtigde en [naam betrokkene 5] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.C.S.F. Frenken en [naam vertegenwoordiger 2] . Namens Gedeputeerde Staten was mr. A. Speekenbrink aanwezig. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.I.J. Toonders (kantoorgenoot gemachtigde), [naam betrokkene 3] , [naam betrokkene 2] en [naam betrokkene 4] .

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met zes weken.

Overwegingen

1
1. De feiten
Eisers 1 wonen aan en exploiteren een boomkwekerij aan de [adres 2] te [woonplaats] . Eiseres 2 is gevestigd in [woonplaats] en houdt zich bezig met de handhaving en bevordering van de leefbaarheid in het leefgebied “ [naam leefgebied] ” te [woonplaats] . Vergunninghouder exploiteert een varkenshouderij aan de [adres 1] te [woonplaats] .

Op 16 februari 2000 is een milieuvergunning (revisievergunning) verleend aan vergunninghouder, waarin toestemming is verleend voor 600 vleesvarkens: 220 vleesvarkens met een gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter (D 3.2.1) en 380 vleesvarkens in een traditioneel huisvestingssysteem (D 3.100). Vergunninghouder is voornemens om de varkenshouderij te veranderen en uit te breiden naar 2.186 vleesvarkens: 22 vleesvarkens met een gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter (D 3.2.1), 173 vleesvarkens in een traditioneel stalsysteem (D 3.100) en 1.992 vleesvarkens in een stalsysteem met een gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (D 3.2.15.4)(BWL 2009.12).

Op 14 april 2016 heeft vergunninghouder daarvoor een omgevingsvergunning eerste fase aangevraagd.

Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast.

Op 15 december 2016 hebben Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgegeven voor het initiatief.

Het college heeft op 28 april 2016 een ontwerpbesluit ter inzage gelegd, strekkende tot het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning. Eisers hebben afzonderlijk van elkaar een zienswijze daartegen naar voren gebracht.

Naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen heeft het college Gedeputeerde Staten op 7 september 2017 verzocht om de vvgb te herzien. Op 28 december 2017 hebben Gedeputeerde Staten die herziene vvgb afgegeven.

Bij bestreden besluit heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend.

Eisers hebben daar bij afzonderlijke brieven op 10 april 2019 beroep tegen ingesteld. Het beroep van eisers 1 is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 19/1706 WABOM en het beroep van eiseres 2 is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 19/1723 WABOM.

2. [naam eisers 2]

2.1

Het college en vergunninghouder hebben zich op het standpunt gesteld dat de [naam eisers 2] niet aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.2

De rechtbank stelt vast dat het Verdrag van Aarhus van toepassing is op het bestreden besluit3 en dat de stichting op grond van artikel 3:12, vijfde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een zienswijze naar voren heeft gebracht over het ontwerpbesluit. De rechtbank acht het antwoord op de vraag of de stichting al dan niet kan worden aangemerkt als belanghebbende niet relevant, omdat uit rechtspraak van de

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat de stichting in deze beroepsprocedure niet kan worden tegengeworpen dat zij geen belanghebbende is.4 Op de zitting van 9 december 2021 is dat ook erkend door vergunninghouder en het college.

3. Het wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. De omgevingsvergunning voor de milieuactiviteit

4.1

Het is op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten en het in werking hebben van een inrichting.5

4.2

De omgevingsvergunning

4.2.1

Op 16 februari 2000 is ten behoeve van de varkenshouderij een revisievergunning verleend voor het in de hierna opgenomen tabel genoemde aantal vleesvarkens en de daarbij behorende ammoniak-, geur- en fijnstofemissie. Door de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit wordt deze vergunning vanaf 1 januari 2013 beschouwd als een melding op grond van het Activiteitenbesluit en voor wat betreft het houden van 600 vleesvarkens als een omgevingsvergunning met een beperkte milieutoets.6

4.2.2

In het bestreden besluit heeft het college toestemming verleend voor het uitbreiden van het aantal vleesvarkens naar 2.186 vleesvarkens en de hierna in de tabel opgenomen ammoniak-, geur- en fijnstofemissie. De bestaande traditionele stal wordt gedeeltelijk gesloopt en daarnaast wordt een nieuwe stal gebouwd met gecombineerd luchtwassysteem BWL 2009.12.

Revisievergunning 2000

Nieuwe situatie

Bestreden besluit

Aantal

600 vleesvarkens

2.186 vleesvarkens

+ 1.586 vleesvarkens

Ammoniakemissie

2.130 kg/jr

1.511,4 kg/jr

- 618,6 kg/j

Geuremissie

13.800 Oue

29.760,4 Oue

+ 15.960.4 Oue

Fijnstofemissie

91.800 g/jr

91.434 g/jr

- 366 g/jr

4.2.3

In het bestreden besluit is een specifieke onderbouwing opgenomen over best beschikbare technieken (BBT), ammoniakemissie, geur, luchtkwaliteit, geluid, bodem, externe veiligheid en gezondheid. Daarnaast blijkt uit het bestreden besluit dat een m.e.r.beoordeling heeft plaatsgevonden, maar dat volgens het college geen aanleiding bestaat om een milieueffectrapport op te stellen.

4.3

De vergunningplicht

Het college heeft terecht vastgesteld dat op grond van de Wabo een omgevingsvergunning is vereist voor het houden van in totaal 2.186 vleesvarkens. De veehouderij van vergunninghouder is een zogenoemde type C – inrichting: een inrichting7 die nadelige gevolgen kan veroorzaken voor het milieu8 en als vergunningplichtig is aangewezen.9

4.4

Toetsingskader omgevingsvergunning milieuactiviteit

4.4.1

Het toetsingskader voor de omgevingsvergunning voor de milieuactiviteit staat in artikel 2.14 van de Wabo. In het derde lid van artikel 2.14 van de Wabo is bepaald dat de omgevingsvergunning voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT