Uitspraak Nº AWB 20/464. Rechtbank Den Haag, 2020-04-30

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:3904
Date30 Abril 2020
Docket NumberAWB 20/464
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 20/464

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 april 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [1985] , [verzoeker 1] , geboren op [2005] en [verzoeker 2] , geboren op [2006] , van Armeense nationaliteit, verzoeker

V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] en [V-nummer 3]

(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers van tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen afgewezen.

Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om de zaak op de stukken en zonder behandeling ter zitting af te doen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan -onder meer- indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. Bij brief van 23 april 2020 heeft verweerder medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van hetgeen in het verzoekschrift van 20 januari 2020 is verzocht.

3. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit van 4 juni 2019 ingevolge artikel 6:16 van de Awb in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet geschorst wordt, ook niet indien tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. Tevens overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder ingevolge de Awb noch de Vw zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit -met de aanzegging aan verzoekers Nederland te verlaten- op te schorten.

4. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekers behoort te worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT