Uitspraak Nº AWB 20/2035. Rechtbank Den Haag, 2020-10-20

ECLIECLI:NL:RBDHA:2020:10764
Docket NumberAWB 20/2035
Date20 Octubre 2020
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 20/2035

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 20 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] ,

v-nummer: [#] ,

eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder

(gemachtigde: mr. M. Demoed).


Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.

Bij besluit van 4 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Op 9 augustus 2019 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het hiertegen ingediende beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar (AWB 18/9423).

Bij besluit van 6 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres wederom ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verder is de heer [referent] (referent) verschenen.


Overwegingen

1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling het volgende. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en is van Saoedi-Arabische nationaliteit. Zij beoogt verblijf bij referent, haar gestelde echtgenoot. Referent is geboren op [geboortedatum] in Syrië en is na zijn asielaanvraag van 28 oktober 2015 op 20 mei 2016 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Op 4 augustus 2015 heeft referent ten behoeve van eiseres de onderhavige aanvraag ingediend. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij en eiseres ongehuwde partners zijn. In bezwaar heeft referent een familie-uittreksel en een huwelijksbevestiging van de shariarechtbank overlegd. Uit die documenten blijkt dat eiseres en referent op 1 februari 2018 gehuwd zijn.
Verweerder heeft de aanvraag van 4 augustus 2016 in het primaire besluit afgewezen op de grond dat referent de familierelatie met eiseres niet heeft aangetoond.
Met het besluit van 4 december 2018 is het bezwaar ongegrond verklaard. De motivering van de afwijzing van de aanvraag is in dit besluit dat eiseres ook in bezwaar haar identiteit niet heeft aangetoond en dat reeds daarom niet wordt toegekomen aan de beoordeling of er sprake is van een familierelatie tussen eiseres en referent.

2. De motivering van de afwijzing van de aanvraag van eiseres is in het bestreden besluit een andere dan in het primaire besluit en het besluit van 4 december 2018 is gegeven. Verweerder wijst de aanvraag nu af op de grond dat ten tijde van de binnenkomst van referent in Nederland geen sprake was van een partnerschapsrelatie in de zin van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder b, van de
Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ten tijde van de binnenkomst van referent was eiseres nog minderjarig en gelet op het bepaalde in de paragrafen C2/4/1 en B7/3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is al daarom op dat moment geen sprake is van een partnerschapsrelatie in de zin van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verweerder is om die reden niet bevoegd de aanvraag van eiseres in te willigen.

3. Eiseres voert aan dat haar aanvraag bij het primaire besluit enkel is afgewezen op de grond dat zij minderjarig was. In bezwaar is door haar naar voren gebracht dat zij inmiddels 18 jaar is geworden, waarna verweerder de aanvraag materieel heeft beoordeeld. Verweerder kan daar nu, na de doorlopen beroepsprocedure, niet op terugkomen.

3.1

Deze beroepsgrond...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT