Uitspraak Nº AWB - 20 _ 3985. Rechtbank Rotterdam, 2022-06-29

ECLIECLI:NL:RBROT:2022:5202
Date29 Junio 2022
Docket NumberAWB - 20 _ 3985
Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 20/3985

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2022 in de zaak tussen [naam eiser], eiser, en [naam eiseres], eiseres, te [woonplaats eisers] (hierna: eisers),

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. M.A.C. Kooij.

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers een bestuurlijke boete van € 2.000,- opgelegd.

Bij besluit van 12 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 13 oktober 2021 heeft de rechtbank verweerder vragen gesteld. Verweerder heeft hierop gereageerd op bij brief van 14 oktober 2021.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2021. Eisers zijn verschenen. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Bij brief van 1 november 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder aanvullende vragen gesteld.

Bij brieven van 5 november en 27 december 2021 hebben verweerder, respectievelijk eisers, hun standpunten nader onderbouwd.

Op 16 februari 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen
1.1

Tijdens een inspectie op 20 januari 2020 is gebleken dat eisers de woning aan de [adres] (de woning) verhuren aan [naam] ([naam]). [naam] woont samen met zijn vrouw en twee kinderen in de woning. Geen van hen beschikte op dat moment over een huisvestingsvergunning.

1.2

Bij brief van 15 februari 2020 heeft verweerder eisers bericht dat hij voornemens is hun een boete op te leggen. Bij brief van 25 februari 2020 hebben eisers hun zienswijze op het boetevoornemen kenbaar gemaakt.

2. Aan het bestreden besluit legt verweerder ten grondslag dat eisers de woning in gebruik hebben gegeven zonder dat de bewoners voor die woning over een huisvestingsvergunning beschikken. Eisers hebben hiermee artikel 8, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 (Hw) en artikel 2.2, tweede lid, van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019 (Huisvestingsverordening) overtreden.

3. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder niet bevoegd was over te gaan tot het opleggen van een boete omdat de Huisvestingsverordening onverbindend is. Er is namelijk niet voldaan aan de voorwaarde in de Huisvestingswet dat sprake is van schaarste aan woonruimte. Subsidiair voeren eisers aan dat zij niet, dan wel verminderd, verwijtbaar hebben gehandeld. [naam] woont sinds januari 2020 in de woning en niet sinds juli 2019, zoals tijdens de inspectie in het rapport is genoteerd. Eisers hadden niet kunnen weten dat een huurder voorafgaand aan het in gebruik geven van de woning in het bezit moest zijn van een huisvestingsvergunning. Zij wijzen in dit verband op de omstandigheid dat de aanvraag om een huisvestingsvergunning volgens de website van de gemeente...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT