Uitspraak Nº AWB - 20_1468. Rechtbank Noord-Holland, 2020-07-24
ECLI | ECLI:NL:RBNHO:2020:5387 |
Docket Number | AWB - 20_1468 |
Date | 24 Julio 2020 |
Court | Rechtbank Noord-Holland (Neederland) |
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/1468 tot en met 20/1471
[X] , te [Z] , eiser
(gemachtigde: [A] ),
en
Eiser heeft op 11 februari 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 18 december 2019 beroep ingesteld.
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 18 december 2019 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 30 januari 2020.
4. Eiser heeft de beroepschriften ingediend op 11 februari 2020. De beroepschriften zijn dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 3 juni 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom hij de beroepschriften na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 5 juni 2020 is bezorgd op het adres van de gemachtigde en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
6. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.
7. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT