Uitspraak Nº AWB- 20_7615 VV. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-09-08

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:4227
Date08 Septiembre 2020
Docket NumberAWB- 20_7615 VV
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/7615 OPIUMW VV

uitspraak van 8 september 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen [naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekster] , verzoekster,

gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen,

en

de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

Stichting Stadlander, te Bergen op Zoom.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 juli 2020 (bestreden besluit) van de burgemeester over de sluiting van een woning en bijbehorend erf aan [adres] (hierna: woning). Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is besproken op zitting in Breda op 25 augustus 2020. Verzoekster was daarbij samen met haar gemachtigde aanwezig. Namens de burgemeester was daarbij aanwezig D. Viedeler.

Overwegingen 1. Feiten

Woningcorporatie Stadlander is eigenaar van de woning. Verzoekster huurt de woning.
Uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 7 mei 2020 blijkt dat op 22 april 2020 in de woning 27,9 kg hennep is aangetroffen.

De burgemeester heeft bij afzonderlijke brieven van 7 juli 2020 zijn voornemen kenbaar gemaakt aan verzoekster en aan Stichting Stadlander om de woning te sluiten voor de duur van twee maanden. Verzoekster heeft daar op 9 juli 2020 een zienswijze tegen ingediend.

De burgemeester heeft verzoekster bij het bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning per 1 augustus 2020 te sluiten en er zorg voor te dragen dat het pand en het bijbehorende erf gesloten blijven voor een periode van twee maanden. Indien verzoekster aan de last geen gehoor geeft, zal de burgemeester de woning en het bijbehorend erf met toepassing van bestuursdwang fysiek laten afsluiten en daarbij alle toegangen laten verzegelen en/of dichtplakken. Dezelfde last onder bestuursdwang is bij afzonderlijk besluit van 21 juli 2020 opgelegd aan Stichting Stadlander.

Verzoekster heeft daar bij brief van 27 juli 2020 bezwaar tegen gemaakt en heeft de rechtbank bij brief van diezelfde datum verzocht om een voorlopige voorziening.

Op 29 juli 2020 heeft de burgemeester schriftelijk aan de rechtbank medegedeeld dat hij de sluitingsdatum van 1 augustus opschort tot één week na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

2. Gronden

Verzoekster heeft aangevoerd dat de belangen die zijn gediend bij het sluiten van de woning niet opwegen tegen haar persoonlijke belangen. Verzoekster is niet de overtreder. Zij heeft geen hennep aanwezig gehad en is van deze verdenking onherroepelijk vrijgesproken. Op 22 april 2019 logeerde zij bij een vriendin en had zij de reservesleutel van haar woning aan een man gegeven die zij hielp met solliciteren. Daar heeft verzoekster aan toegevoegd dat zij kampt met psychische problematiek. Stabiliteit is essentieel voor de behandeling van die problematiek (traumabehandeling). Ook heeft verzoekster aangevoerd dat het beoogde doel van de sluiting al is gerealiseerd. Het tijdsbestek tussen de hennepvondst en het ingaan van de maatregel bedraagt meer dan drie maanden. In de tussenliggende periode heeft verzoekster in de woning gewoond, zonder dat er onrechtmatige activiteiten in de woning hebben plaatsgevonden. Daarnaast bemoeilijkt de uitbraak van het corona virus het vinden van alternatieve tijdelijke woonruimte. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter primair verzocht om een opschorting van de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit tot het verstrijken van de beroepstermijn. Subsidiair heeft verzoekster verzocht een zodanige voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.

3. Voorlopige voorziening

Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

4. Wettelijk kader

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT