Uitspraak Nº AWB- 20_8093. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-07-14

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:3850
Docket NumberAWB- 20_8093
Date14 Julio 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/8093 WET

uitspraak van 14 juli 2022 van de meervoudige kamer in de zaak tussen [naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.A.J. West

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 6 juli 2020 (bestreden besluit) over de afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie vanwege de gewijzigde verkeerssituatie ter hoogte van de [adres 1] 14-24 te [plaatsnaam] .

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.A.J. West en door drs. K.F.J.P. de Bont, taxateur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Dekker en door drs. P.A.J.M. van Bragt.

Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bepaald dat de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) als deskundige zal worden opgedragen onderzoek te verrichten en daarvan schriftelijk verslag uit te brengen.

De StAB heeft het verslag op 1 februari 2022 aan de rechtbank toegezonden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verslag. Op 22 maart 2022 heeft de gemachtigde van eiser gereageerd op het verslag van de StAB. Verweerder heeft geen reactie gegeven.

Vervolgens heeft de rechtbank partijen op 20 april 2022 te kennen gegeven dat uitspraak gedaan zal worden zonder nadere zitting, tenzij een van de partijen aangeeft dat zij mondeling op een zitting gehoord wil worden.

Hierop heeft geen van de partijen binnen de gestelde termijn gereageerd, waarna de rechtbank het onderzoek op 2 juni 2022 wederom gesloten heeft en aangegeven heeft dat binnen 6 weken uitspraak gedaan zal worden.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Op 19 november 2014 heeft verweerder een verkeersbesluit genomen ten behoeve van een verkeerskundige knip voor gemotoriseerd verkeer tussen [adres 1] 14 en [adres 1] 25 te [plaatsnaam] . Eiser heeft dit verkeersbesluit in bezwaar, beroep en hoger beroep aangevochten, maar sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3356, is deze maatregel onherroepelijk.

Op 15 december 2017 is de verkeerskundige knip gerealiseerd.

Eiser exploiteert snackbar “ [naam snackbar] ” op het adres [adres 1] 28. Volgens hem is zijn horecagelegenheid sinds het aanbrengen van de knip verminderd en moeilijker bereikbaar en lijdt hij schade in de vorm van blijvende omzetdaling. Daarom heeft hij op 6 augustus 2018 een verzoek om nadeelcompensatie ingediend bij verweerder. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft hij een rapport van [naam belaastingadviseur] Belastingadviseurs overgelegd. In dit rapport van 19 oktober 2018 is de schade geraamd op € 252.096,-- aan gederfde omzet.

Ten behoeve van het nemen van een besluit op deze aanvraag heeft verweerder aan [naam bedrijf 1] gevraagd om een advies uit te brengen omtrent het verzoek van eiser om nadeelcompensatie. [naam bedrijf 1] heeft op 15 oktober 2019 geadviseerd om geen tegemoetkoming in de schade toe te kennen.

Bij het primaire besluit van 4 december 2019 heeft verweerder, onder verwijzing naar het rapport van [naam bedrijf 1] , het verzoek om nadeelcompensatie afgewezen.

Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiser op 13 augustus 2020 beroep ingesteld. Op 17 september 2020 heeft eiser aanvullende gronden van beroep ingestuurd. Daarbij heeft eiser verwezen naar een rapport van [naam bedrijf 2] van (eveneens) 17 september 2020 met een contra-expertise over de gevraagde nadeelcompensatie. [naam bedrijf 2] heeft de voor vergoeding in aanmerking komende schade van eiser geschat op € 57.397,70.

Op 8 juni 2021 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Daarin heeft verweerder aangegeven dat hij SAOZ heeft verzocht om een second opinion uit te brengen inzake het verzoek van eiser om vergoeding van nadeelcompensatie. In het desbetreffende rapport van 16 februari 2021 heeft SAOZ geconcludeerd dat eiser recht heeft op nadeelcompensatie wegens permanente inkomensschade tot een bedrag van € 20.544,--.

Bij brief van 1 juli 2021 heeft eiser gereageerd op het verweerschrift. Daarbij heeft hij een contra-expertise van [naam bedrijf 2] op de second opinion van SAOZ overgelegd.

Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bepaald dat de StAB als deskundige zal worden opgedragen onderzoek te verrichten en daarvan schriftelijk verslag uit te brengen. De StAB heeft het verslag op 1 februari 2022 uitgebracht en heeft daarin de nadeelcompensatie op € 25.352,-- begroot.

2. De Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten is nog niet in werking getreden. Voor de behandeling van het verzoek van eiser heeft verweerder de “Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014” van toepassing verklaard (hierna: de Beleidsregel 2014). Niet in geding is dat de gestelde schade een gevolg is van het in het verzoek genoemde verkeersbesluit en dat verweerder dit verkeersbesluit rechtmatig heeft genomen.

Voorts heeft eiser te kennen gegeven dat hij niet langer vasthoudt aan de schadeberekening van [naam belaastingadviseur] Belastingadviseurs maar dat zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT