Uitspraak Nº AWB 21/5304. Rechtbank Den Haag, 2022-09-27

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:9685
Docket NumberAWB 21/5304
Date27 Septiembre 2022
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 21/5304


uitspraak van de meervoudige kamer van 27 september 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. J.V. de Kort en mr. D.I. van Weerden).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ ingetrokken. Verweerder heeft daarnaast een terugkeerbesluit uitgevaardigd en een inreisverbod voor de duur van twintig jaar aan eiser opgelegd.

Bij besluit van 10 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft verweerder bij brief van 30 mei 2022 verzocht de notitie van een casusoverleg van 14 november 2018 te overleggen, nu dit een op de zaak betrekking hebbend stuk is. Verweerder heeft het stuk overgelegd en krachtens artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de rechtbank van dat stuk kennis mag nemen.

De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft via een Skype-verbinding de zitting bijgewoond. De gemachtigde van eiser is fysiek ter zitting verschenen. Namens verweerder zijn mr. J.V. de Kort en mr. R. Mosselman verschenen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst vanwege de nog te verrichten beoordeling van het verzoek op grond van artikel 8:29 van de Awb. Bij beslissing van 24 juni 2022 heeft de rechtbank op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist dat beperkte kennisneming van de hiervoor genoemde notitie gerechtvaardigd is. Eiser heeft vooraf toestemming als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel verleend om mede op de grondslag van dit stuk uitspraak te doen. De rechtbank heeft het onderzoek op 27 juni 2022 gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1. Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] en heeft de Marokkaanse nationaliteit.

1.1.

Eiser is in 1997 met zijn broers en moeder naar Nederland gekomen om zich te herenigen met zijn vader. Op 7 januari 1998 is aan de moeder een verblijfsvergunning verleend, die ook geldig was voor eiser. Verweerder heeft eiser bij beschikking van 9 januari 1998 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘gezinshereniging bij ouder, [naam 1] ’. De geldigheid van die verblijfsvergunning is laatstelijk op 17 juni 2011 verlengd tot 24 maart 2016. Bij beschikking van 9 maart 2016 is de verblijfsvergunning gewijzigd in een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’, geldig tot 27 januari 2021.

1.2.

Bij vonnis van 21 december 2017 is eiser door de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen, in België veroordeeld voor deelname aan enige activiteit van een terroristische groep. De rechtbank acht het bewezen dat eiser in de periode van 1 januari tot en met 25 mei 2016 willens en wetens heeft deelgenomen aan activiteiten van IS in de wetenschap dat dit een terroristische groep betrof. Daarbij heeft de rechtbank gewezen op eisers actieve deelname aan de Facebookgroep Staatsnieuws en op het feit dat hij twee andere personen de nodige hulp heeft verschaft om de Syrische grens te bereiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een faciliterende rol heeft gespeeld bij hun poging zich aan te sluiten bij IS in conflictgebied. Bij de strafmaat heeft de rechtbank meegewogen dat de feiten zeer ernstig zijn en dat eiser een reële bedreiging voor de rust, vrede en veiligheid in de samenleving vormde. De rechtbank acht het noodzakelijk om eiser het ontoelaatbare van zijn handelingen te doen inzien en herhaling te voorkomen. Eiser is veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van vijf jaar en een geldboete van € 250,-, verhoogd tot € 1.500,-. Rekening houdend met eisers gunstige strafrechtelijk verleden in België en het tot dan toe positieve verloop van zijn deradicaliseringsproject, heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van de hoofdgevangenisstraf uitgesteld gedurende een proeftijd van vijf jaar voor het gedeelte boven de reeds ondergane voorhechtenis.

Naar aanleiding van een verzoek om strafmaatvergelijking heeft het Openbaar Ministerie bij brief van 10 juli 2018 ingeschat dat eiser in Nederland voor voornoemde feiten een gevangenisstraf van 36 maanden zou hebben gekregen.

1.3.

Verweerder heeft bij brief van 23 mei 2019 het voornemen aan eiser kenbaar gemaakt om zijn verblijfsvergunning in te trekken en aan hem een inreisverbod voor de duur van twintig jaar op te leggen. Eiser heeft bij brieven van 24 mei 2019 en 21 juni 2019 een zienswijze ingediend. Op 3 juli 2019 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Bij brieven van 17 juli 2019 en 7 augustus 2019 heeft eiser zijn zienswijze aangevuld. Bij brief van 17 december 2019 heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld nieuwe feiten en

omstandigheden aan te voeren. Bij brieven van 16 januari 2020 en 17 januari 2020 heeft eiser zijn zienswijze verder aangevuld.

Bestreden besluit

2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser door zijn veroordeling voor terrorisme een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Daarbij heeft verweerder getoetst aan artikel 18, eerste lid, aanhef en onder e, en artikel 19 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), en paragrafen B1/6.2.2 (nu: B1/6.2.3), B1/6.3 en B1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).

Intrekking van de verblijfsvergunning is niet in strijd met het unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. De intrekking is ook niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT