Uitspraak Nº AWB - 21 _ 2635. Rechtbank Gelderland, 2022-10-25

ECLIECLI:NL:RBGEL:2022:5969
Docket NumberAWB - 21 _ 2635
Date25 Octubre 2022
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 21/2635

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

de erven van [naam] , te [plaatsnaam] , eisers

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop

Verweerder heeft aan eisers voor het jaar 2016 een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] ) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 2.500.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.357. Tevens is bij beschikking € 65.757 aan belastingrente in rekening gebracht en, eveneens bij beschikking, een verzuimboete van

€ 369.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 april 2021 de aanslag verminderd tot een bedrag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.491.279 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.380. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. De boetebeschikking heeft verweerder gehandhaafd.

Eisers hebben daartegen bij brief ontvangen door de rechtbank op 28 mei 2021, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eisers hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2022.

Namens eisers is hun gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen

[persoon A] en [persoon B] .

Eisers hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Op [datum] is [naam erflaatster] (erflaatster), overleden. Erflaatster stond ten tijde van haar overlijden, conform de basisregistratie personen (BRP), ingeschreven op het adres [adresgegevens] .

2. Erflaatster was van [datum] tot aan haar overlijden gehuwd met

[naam echtgenoot] (de echtgenoot).

3. De echtgenoot was ten tijde van het overlijden van erflaatster houder van aandelen in [B.V.] , voorheen genaamd [B.V.]

4. In een e-mail van 21 maart 2013 met de titel ‘Aanvulling “feiten en omstandigheden”’, gericht aan de gemachtigde als belastingadviseur van de echtgenoot, verklaart de echtgenoot als volgt.

“(…)

Gemeenschap van Goederen

[naam] [erflaatster, toevoeging rechtbank] en ik zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. (heeft dit consequenties voor de (mijn) Nederlandse belasting) [naam] zal niet emigreren maar doorgaans in Nederland ( [plaatsnaam] ) wonen en leven.

Vorderingen

Ik heb privé twee grote vorderingen uitstaan.

a. de restbetaling van ca. 450k Euro van 50% [naam] [dochter van erflaatster en echtgenoot, toevoeging rechtbank] en 50% [naam] [zoon van erflaatster en echtgenoot, toevoeging rechtbank] op de aankoop van het huis [adresgegevens] , [plaatsnaam] . Dit is een onderhandse lening waarbij de rente gelijk loopt met de huur die [naam] en ik betalen.

b. tweede (formele) hypotheek op het huis van [naam] ( [adresgegevens] in [plaatsnaam] ) t.w.v. ca 500k (inclusief opgelopen rente, want de hoofdsom was ca. 350k al weer heel wat jaren geleden)

(…)”

5. In de naar aanleiding van het overlijden van erflaatster opgestelde verklaring van erfrecht van 31 oktober 2019 wordt onder meer het volgende vermeld:

“(…)

Burgerlijke staat

De overledene en genoemde heer [naam echtgenoot] , hierna te noemen: ‘de echtgenoot’, woonden op hetzelfde adres en zijn op [datum] te [plaatsnaam] met elkaar gehuwd. Het Nederlands recht is van toepassing. Zij hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt. Dit blijkt uit de aan deze akte te hechten inlichtingen van de rechtbank te ’s-Gravenhage. Tussen de echtgenoten bestond daarom een algehele gemeenschap van goederen zoals deze tot een januari tweeduizend achttien in artikel 1:94 Burgerlijk Wetboek was opgenomen.

De nalatenschap bestaat uit de helft van de ontbonden gemeenschap van goederen en het eventuele eigen vermogen van de overledene. De echtgenote [bedoeld is: echtgenoot, toevoeging rechtbank] is gerechtigd tot de andere helft van de gemeenschap van goederen.

(…)

Erfgenamen

In het testament zijn de echtgenoot en de kinderen samen tot erfgenaam benoemd. De echtgenoot heeft verklaard dat het erfgenaamschap onvoorwaardelijk is omdat er geen echtscheidingsprocedure of een procedure strekkend tot scheiding van tafel en bed loopt. Dit blijkt uit een verklaring die aan deze akte is vastgemaakt.

(…)”

De echtgenoot en de kinderen zal de rechtbank hierna ook aanduiden als ‘de erven’.

6. Verweerder heeft met dagtekening 31 december 2019 een ambtshalve aanslag IB/PVV 2016 aan de erven opgelegd. Gelijktijdig met het opleggen van die aanslag is een verzuimboete aan de erven opgelegd van € 369 wegens het niet doen van aangifte. Verweerder heeft het inkomen uit aanmerkelijk belang (box II) van erflaatster bepaald op 50% van € 5.000.000 is € 2.500.000. De grondslag voor het voordeel uit sparen en beleggen (box III) heeft verweerder als volgt bepaald:

Hypothecaire vordering € 500.000

Vordering kinderen € 450.000

Saldo bank- en spaarrekeningen € 16.773 +

Rendementsgrondslag € 966.773

Heffingsvrij vermogen € 48.874 -/-

Grondslag voordeel sparen en beleggen € 917.899

De helft van het bedrag van € 917.899 heeft verweerder toegerekend aan erflaatster.

7. Tot de door eisers overgelegde gedingstukken behoort onder meer een memo met de titel ‘Martinique, Throwing over the wall’, van de Belastingdienst Grote Ondernemingen Zuid van 7 oktober 2019 (het memo) en een notariële akte van 6 oktober 2011 met de titel ‘Geldlening met hypotheek’. In die akte wordt [zoon erflaatster] , de zoon van erflaatster en de echtgenoot, geboren op [datum] , aangeduid als schuldeiser. In die akte is onder meer het volgende bepaald:

“(…)

1. Looptijd

De geldlening is ingegaan op zeventien september tweeduizend vier en aangegaan voor een looptijd tot éénendertig december tweeduizend twaalf, tenzij de geldlening eerder wordt beëindigd zoals in deze akte voorzien.

Partijen kunnen gezamenlijk de looptijd voor onbepaalde tijd verlengen.

(…)”

8. Daarnaast behoort tot de gedingstukken als overgelegd door eisers onder meer een verklaring van [naam] van 18 juni 2021 waarin hij het volgende verklaart:

“(…)

Hierbij verklaar ik, [naam] , geboren op [datum] , dat ik vanaf [datum] tot aan haar overlijden samenwoonde met [naam] (geboren op [datum] ) op het adres [adresgegevens] alsof wij waren getrouwd.

(…)”

alsmede een verklaring van [naam] van 9 juni 2021 waarin zij het volgende verklaart:

“(…)

Hiermit bestätige ich, [naam] , dass ich seit dem Jahre 2004 met [naam] in einer aufrechten Lebensgemeinschaft lebe.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT