Uitspraak Nº AWB- 21_1963. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-01-17

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:126
Date17 Enero 2022
Docket NumberAWB- 21_1963
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/1963 WABOA V

uitspraak van 17 januari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzet van [naam opposant] , te [plaatsnaam] , opposant,

gemachtigde: mr. R.J.M. Sintnicolaas.

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 17 maart 2021 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda ( het college) inzake de intrekking van de aan opposant verleende omgevingsvergunning voor de verbouwing van een schuur aan de [straatnaam] [huisnummer] te [plaatsnaam] naar een woning.

Bij uitspraak van 14 oktober 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarvoor ook geen aanleiding gezien, zodat een zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het beroepschrift te laat is ingediend.

2. In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden kan de rechtbank in deze zaak alleen toekomen als het verzet gegrond is.

3. Opposant is het met de rechtbank eens dat de beroepstermijn eindigde op 28 april 2021 en dat op 3 mei 2021 en daarmee buiten de beroepstermijn beroep is ingesteld. Opposant beroept zich op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Volgens opposant heeft de rechtbank het beroep ten onrechte vereenvoudigd afgedaan zonder het college in het geding te betrekken. Opposant verwijst daartoe naar arresten van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2005:AT8940 en ECLI:NL:HR:2005:AT3034). Daarnaast stelt opposant dat indiening van een beroepschrift langs elektronische weg verplicht is op grond van artikel 8:36a van de Awb en hij vanwege een storing in het digitale systeem van de rechtbank niet tijdig een beroepschrift kon indienen. De storing in het systeem mag hem niet worden aangerekend. Ook kan niet van hem worden gevergd dat hij ermee bekend is dat de storing (een korte tijd)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT