Uitspraak Nº BK-15/00654. Gerechtshof Den Haag, 2016-04-06

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:947
Date06 Abril 2016
Docket NumberBK-15/00654
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-15/00654

Uitspraak d.d. 6 april 2016

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 april 2015, nummer AWB 14/11339 IB/PVV, betreffende de onder 1.1. vermelde aanslag en beschikking.

Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1.

De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 7 november 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premieheffing volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 128.692 en een belastbaar inkomen uit sparen en belegen van € 366. Bij gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag gegeven beschikking heeft de Inspecteur belanghebbende heffingsrente tot een bedrag van € 347 in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de bezwaren van belanghebbende afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Daarvoor heeft de griffier van de rechtbank een griffierecht van € 45 geheven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep
2.1.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Daarvoor heeft de griffier van het Hof een griffierecht van € 123 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof op 13 januari 2016 te Den Haag. Beide partijen zijn daar verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1.

Belanghebbende trad in 2010 in dienstbetrekking bij [Y] BV als international salesmanager. In dat jaar heeft de werkgever een personenauto aan belanghebbende ter beschikking gesteld. Omdat de leaseregeling van de werkgever geen standaardcategorie/leasenorm bevat voor de functie die belanghebbende vervulde, heeft de werkgever een auto aangeschaft en deze vervolgens aan belanghebbende ter beschikking gesteld. Belanghebbende heeft € 8.645,26 bijgedragen aan de aanschafkosten van de auto (hierna: de bijbetaling). In verband met de aanschaf van de auto heeft de werkgever de door hem met belanghebbende overeengekomen bruto startbonus “sign on” van € 30.000 verhoogd met € 5.000, tot € 35.000. De bijdrage is blijkens de ter zitting overgelegde jaaropgave 2010 op de netto-bonus in mindering gebracht. Voor de auto is door de Inspecteur een ‘verklaring geen privégebruik’ afgegeven. Op grond daarvan is een bijtelling privégebruik auto achterwege gebleven.

3.2.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2010 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 120.046 en daarbij een bedrag van € 8.646 als negatief loon in aanmerking genomen, onder vermelding van ‘ […] Autovergoeding’.

3.3.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur het door belanghebbende in aanmerking genomen negatief loon niet in aftrek toegestaan.

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
4.1.

In hoger beroep is in geschil of de bijdrage van belanghebbende voor de auto bij de berekening van het belastbaar inkomen in aanmerking...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT