Uitspraak Nº BRE 18_6603. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-10

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:4056
Docket NumberBRE 18_6603
Date10 Septiembre 2019
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/6603 NATUUR

uitspraak van 10 september 2019 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[Naam eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. L.J. van Langevelde

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen [naam derde partij] , gevestigd te [naam woonplaats] .

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 augustus 2018 (bestreden besluit) inzake de aan derde partij verleende vergunning krachtens artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het recht om als belangengroepering voor sportvisserijorganisaties vergunningen aan individuele personen uit te schrijven voor het spitten van zeeaas op de slikken ten westen van Sint Annaland, in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 19 juni 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde mr. L.J. van Langevelde en door [naam gemachtigde 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. Lam, [naam gemachtigde 2] en [naam gemachtigde 3] . Derde partij is verschenen bij gemachtigden mr. R.R. Bil en [naam gemachtigde 4] .

De uitspraaktermijn is verlengd met 6 weken.

Overwegingen
1.1

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Op 18 april 2013 is, toen nog op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, aan derde partij vergunning verleend voor het spitten van zeeaas op de slikken ten westen van Sint Annaland. Deze vergunning expireerde op 31 december 2017.

Op 17 oktober 2017 heeft derde partij verlenging van deze vergunning gevraagd. Verweerder heeft deze vergunning op 26 oktober 2017 verleend (primair besluit I) met onder meer het voorschrift dat waar het spitvak het door eiser gehuurde visvak overlapt, het handmatig spitten van zeeaas uitsluitend is toegestaan met schriftelijke toestemming van eiser als huurder van dat visvak.

Derde partij heeft tegen primair besluit I bezwaar gemaakt omdat dit voorschrift volgens hem niet aan de vergunning verbonden had mogen worden.

Tijdens de bezwaarfase heeft verweerder met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 13 februari 2018 een nieuwe vergunning verleend (primaire besluit II) waarin het door derde partij gewraakte voorschrift is geschrapt.

Daarop heeft derde partij zijn bezwaarschrift ingetrokken.

Tegen dit primaire besluit II heeft eiser een bezwaarschrift ingediend. Hij is het er niet mee eens dat nu op zijn perceel gespit mag worden zonder dat hij daar toestemming voor heeft gegeven. Hij stelt dat zijn visvangst, kreeftenvangst en oesterkweek daar onder te lijden heeft.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard.

1.2

Ter zitting heeft verweerder verklaard dat met het primaire besluit II is beoogd om het primaire besluit I te vervangen. Eiser heeft verklaard dat hij dit ook zo heeft opgevat. Daarom zal de rechtbank als vaststaand aannemen dat het primaire besluit I is ingetrokken.

2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte een passende beoordeling achterwege heeft gelaten. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een passende beoordeling achterwege kon blijven omdat het gaat om het voortzetten van een activiteit waarvoor eerder een vergunning is verleend en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten zal opleveren...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT