Uitspraak Nº BRE-19_83_ev. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2021-01-21

ECLIECLI:NL:RBZWB:2021:260
Docket NumberBRE-19_83_ev
Date21 Enero 2021
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 19/83 t/m 19/87 en 19/143 tot en met 19/150

Beslissing van 21 januari 2021

Beslissing als bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 2a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Feiten en procesverloop
1.1.

Belanghebbende voert een onderneming waarbij onder meer tweedehandsauto’s vanuit het buitenland worden geïmporteerd. Aan belanghebbende is, ter zake van verscheidene auto’s, (gedeeltelijke) teruggaaf verleend van eerder op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) naar aanleiding van een tegen de desbetreffende voldoening aangewend rechtsmiddel. Bij de kennisgeving van de inspecteur ter zake van een teruggaaf is tevens steeds een bedrag aan (belasting)rente vermeld. De bedragen zijn vermeld in Bijlage 1 bij deze beslissing. Belanghebbende heeft tegen de rentebedragen bezwaar gemaakt.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar zijn de rentebedragen gehandhaafd. De uitspraken op bezwaar zijn vervat in drie verschillende brieven. Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld bij drie verschillende beroepschriften. Ter zake van de beroepen heeft de griffier per beroepschrift, dus driemaal, griffierecht van € 174 geheven.

1.3.

In elk van de drie zaakclusters is na het beroepschrift een nadere motivering gegeven, en is vervolgens een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het verdere procesverloop in beroep blijkt uit de volgende stukken:

  • -

    De uitnodiging voor de zitting op 5 februari 2020;

  • -

    Het verzoek van belanghebbende van 3 december 2019 tot wraking;

  • -

    De beslissing van de wrakingskamer van 6 januari 2020 waarbij het wrakingsverzoek is afgewezen;1

  • -

    De pleitnota van belanghebbende van 22 januari 2020;

  • -

    De tussenuitspraak van 28 januari 2020 waarin de beslissing tot weigering van [de voormalig gemachtigde] (hierna: de voormalig gemachtigde) op grond van artikel 8:25 van de Awb is neergelegd;2

  • -

    De brief van de rechtbank van 28 januari 2020 aan belanghebbende waarin deze op de hoogte wordt gebracht van de weigeringsbeslissing, belanghebbende de gelegenheid wordt geboden een andere gemachtigde aan te wijzen en een nieuwe zittingsdatum wordt aangekondigd;

  • -

    De reactie van belanghebbende bij brief van 31 januari 2020 op de weigeringsbeslissing;

  • -

    De brief van de rechtbank van 5 februari 2020 waarin is medegedeeld dat de rechtbank geen aanleiding ziet om terug te komen op de weigeringsbeslissing;

  • -

    De brief van de rechtbank van 30 april 2020 waarin is medegedeeld dat de aangekondigde zitting op 20 mei 2020 geen doorgang kan vinden in verband met de maatregelen rond het Coronavirus;

  • -

    De uitnodiging voor de zitting op 24 juni 2020;

  • -

    De brief van de rechtbank van 26 mei 2020 met inhoudelijke mededelingen en vragen met het oog op de zitting;

  • -

    De brief van de inspecteur van 3 juni 2020 met informatie naar aanleiding van de brief van de rechtbank;

  • -

    De brief van belanghebbende waarin melding wordt gemaakt van een nieuwe gemachtigde;

  • -

    De brief van de rechtbank van 10 juni 2020 aan de inspecteur met (aanvullende) verzoeken;

  • -

    De brief van 15 juni 2020 van de inspecteur met nadere informatie;

  • -

    Het proces-verbaal van de zitting van 24 juni 2020, waarvan een kopie op 30 juni 2020 aan partijen is gestuurd;

  • -

    De beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2020 waarbij het door belanghebbende tijdens de zitting van 24 juni 2020 gedane wrakingsverzoek is afgewezen en is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet meer in behandeling zal worden genomen;3

  • -

    De uitnodiging voor de nadere zitting op 29 oktober 2020;

  • -

    Het verzoek van belanghebbende van 15 oktober 2020 tot wraking;

  • -

    De brief van de wrakingskamer van 15 oktober 2020 met de mededeling dat het wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen;

  • -

    De pleitnota van belanghebbende van 23 oktober 2020;

  • -

    De brief van de rechtbank van 27 oktober 2020 met daarbij een door de rechtbank gemaakt overzicht met het oog op de zitting;

  • -

    De brief van belanghebbende van 28 oktober 2020 met onder meer een verzoek tot wraking;

  • -

    De brief van de rechtbank van 28 oktober 2020 waarin wordt medegedeeld dat gelet op de eerdere beslissing van de wrakingskamer, de rechter het wrakingsverzoek naast zich neerlegt;

  • -

    Het proces-verbaal van de zitting van 29 oktober 2020, waarvan een kopie op tegelijk met deze beslissing aan partijen is gestuurd. Tijdens de zitting heeft belanghebbende de rechter gewraakt. De rechter heeft dat verzoek naast zich neergelegd;

  • -

    De brief van 24 december 2020 van de rechtbank waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich uit te laten over haar voornemen om op grond van artikel 27ga van de AWR prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor te leggen en over de inhoud van de voor te leggen vragen.

  • -

    Belanghebbende heeft daarop bij brief van 11 januari 2021 gereageerd. De inspecteur heeft gereageerd bij brief van 12 januari 2021.

2 Geschil
2.1.

Belanghebbende heeft diverse beroepsgronden aangevoerd. In de kern gaat het om de volgende standpunten:

  • -

    De heffing van griffierecht vooraf is in strijd met Europees recht; de hoogte van het griffierecht is ook in strijd met het Unierecht.

  • -

    De beslissing van de rechtbank tot weigering van de voormalig gemachtigde is in strijd met het Unierecht.

  • -

    De hoorplicht en het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel zijn geschonden.

  • -

    Belanghebbende is in zijn belangen is geschaad door de weigering van de voormalig gemachtigde in de bezwaarfase.

  • -

    De rentebeschikkingen zijn onjuist.

  • -

    De rechtbank mag niet beslissen zonder eerst prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen.

  • -

    Er bestaat recht op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

  • -

    Er bestaat recht op een vergoeding van de werkelijke proceskosten in bezwaar en in beroep.

  • -

    Er bestaat recht op vergoeding van rente bij terugbetaling van griffierecht.

In de pleitnota van belanghebbende van 23 oktober 2020 zijn verder vele passages opgenomen die op de heffing van BPM zelf betrekking hebben. Op de tweede zitting heeft belanghebbende gemeld dat deze passages als niet relevant voor deze procedure kunnen worden beschouwd.

2.2.

De inspecteur heeft aanvankelijk geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de beroepen. Op de tweede zitting heeft de inspecteur het nadere standpunt ingenomen dat de rente niet opnieuw beoordeeld kan worden in de gevallen waarin al eerder een rechter heeft geoordeeld over de rente ter zake van dezelfde teruggaaf.

3 Overwegingen

Inleiding

3.1.

De rechtbank heeft besloten om in deze procedure prejudiciële vragen voor te leggen aan de Hoge Raad. Aanleiding is de bevinding dat in een deel van de zaken wordt geprocedeerd over rentevergoeding ter zake van een teruggaaf van BPM, terwijl eerder al een rechter heeft beslist over rentevergoeding ter zake van diezelfde teruggaaf. De vraag is of een tweede keer kan worden geprocedeerd over de rentevergoeding. De rechtbank heeft de voorlopige opvatting dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De rechtbank ziet aanleiding om de juistheid van die opvatting via prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor te leggen. De reden daarvoor is niet zozeer gelegen in inhoudelijke twijfel over de juistheid van die opvatting, maar in het belang van duidelijkheid in een vroeg stadium, mede gelet op het kennelijk aantal aanhangige bezwaar- en/of beroepsprocedures. Zie nader 3.35 en verder.

3.2.

De rechtbank ziet aanleiding om daarbij tevens prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor te leggen over de betekenis van het arrest Sole-Mizo4 voor de hoogte van de rentevergoeding op basis van de AWR, opdat dan daarover ook direct duidelijkheid kan worden geboden voor de rechtspraktijk.

3.3.

De rechtbank merkt op dat zij niet eerst een oordeel geeft over de diverse formeelrechtelijke beroepsgronden van belanghebbende betreffende de totstandkoming van de uitspraken op bezwaar. Reden daarvoor is dat het van het antwoord op de prejudiciële vragen kan afhangen in hoeverre aan die beroepsgronden wordt toegekomen.

Ter zake van de eerste drie prejudiciële vragen (twee keer beslissen?)

Achtergrond

3.4.

De rentebedragen die in geschil zijn, betreffen belastingrente die is vergoed op basis van artikel 30ha van de AWR (hierna: 30ha-rente).5 Belanghebbende stelt niet dat op grond van de AWR recht bestaat op meer rente dan is berekend. Belanghebbende neemt het standpunt in dat de rente over een te korte periode is berekend omdat uit het Unierecht volgt dat recht bestaat op een rentevergoeding over een langere periode. Belanghebbende neemt daarbij klaarblijkelijk het standpunt in dat de omstandigheid dat een verzoek om een aanvullende rentevergoeding kan worden gedaan op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990, daaraan niet afdoet, omdat het Unierecht meebrengt dat rechtstreeks aanspraak kan worden gemaakt op een adequate rentevergoeding, dus zonder een verzoek te hoeven doen. Verder neemt belanghebbende het standpunt in dat de rentevergoeding te laag is omdat uit het Unierecht volgt dat het toegepaste rentepercentage te laag is. Belanghebbende verwijst in dat verband naar het arrest Sole-Mizo.

3.5.

Indien de inspecteur een 30ha-rentevergoeding vaststelt, gebeurt dat bij een voor bezwaar vatbare beschikking op grond van artikel 30j van de AWR. Tegen een beschikking waarbij 30ha-rente is vergoed, staat als uitgangspunt dan ook bezwaar en vervolgens beroep open. Dat geldt ook als de rente wordt vergoed bij een teruggaaf als gevolg van een rechterlijke uitspraak.6

3.6.

Op het eerste gezicht heeft de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT