Uitspraak Nº BRE-19_83_ev. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2022-05-30

ECLIECLI:NL:RBZWB:2022:2874
Docket NumberBRE-19_83_ev
Date30 Mayo 2022
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 19/83 tot en met 19/87 en 19/143 tot en met 19/150

Uitspraak van 30 mei 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

alsmede

de Minister voor Justitie en Veiligheid,

de Minister.

1 Verder procesverloop
1.1.

De rechtbank heeft eerder in deze zaken bij beslissing de Hoge Raad verzocht verscheidene vragen bij prejudiciële beslissing te beantwoorden (Rb-beslissing).1 In onderdeel 1 van de Rb-beslissing is het procesverloop tot en met die beslissing te vinden.

1.2.

De Hoge Raad heeft bij prejudiciële beslissing van 28 januari 2022 de vragen beantwoord (HR-beslissing).2 Het procesverloop bij de Hoge Raad is te vinden in onderdeel 2 van de HR-beslissing.

1.3.

Het verdere procesverloop blijkt uit het volgende:

  • -

    De brief van 8 februari 2022 van de rechtbank aan partijen inzake de HR-beslissing, waarbij gelegenheid is gegeven om te reageren. De aangetekend verstuurde brief aan belanghebbende is retour gekomen met de melding ‘geweigerd’, waarna de griffier de brief nogmaals heeft gestuurd naar belanghebbende, ditmaal per gewone post.

  • -

    De reactie van de inspecteur op de HR-beslissing bij brief van 2 maart 2022;

  • -

    De brief van de rechtbank van 10 maart 2022 dat wat betreft de rechtbank een nadere zitting achterwege kan blijven. De brief aan belanghebbende is retour gekomen met de melding ‘niet afgehaald’, waarna de griffier de brief nogmaals heeft gestuurd naar belanghebbende, ditmaal per gewone post.

  • -

    De e-mail van 18 maart 2022 van belanghebbende met een reactie op de brief van 2 maart 2022 van de inspecteur;

  • -

    De e-mail van 4 april 2022 van belanghebbende met (i) de melding dat een zitting wordt gewenst, en (ii) een wrakingsverzoek;

  • -

    De e-mail van de griffier van de rechtbank van 5 april 2022 met de mededeling dat de rechter het wrakingsverzoek naast zich neerlegt, gelet op wat is aangevoerd en de beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2020 op een eerder ingediend wrakingsverzoek;

  • -

    De brief van 6 april 2022 van de griffier van de rechtbank met een uitnodiging voor de zitting op 10 mei 2022;

  • -

    De brief van 13 april 2022 van de griffier van de rechtbank met de melding dat het verdagingsverzoek van belanghebbende is toegewezen;

  • -

    De brief van 13 april 2022 van de griffier van de rechtbank met een uitnodiging voor de zitting op 17 mei 2022, rekening houdend met de door belanghebbende opgegeven verhinderdata;

  • -

    De e-mail van 12 mei 2022 van belanghebbende met – zakelijk weergegeven – de melding dat de gemachtigde niet bij de zitting aanwezig zal zijn, alsmede nog een inhoudelijke reactie;

  • -

    De zitting van 17 mei 2022 te Breda. Daarbij waren aanwezig, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2]. Van de zitting is een verslag gemaakt (‘proces-verbaal’), waarvan een kopie gelijktijdig met een kopie van de uitspraak wordt verzonden.

2 Beoordeling van het geschil
2.1.

Het geschil betreft diverse onderwerpen, die hierna worden besproken.

Heffing van griffierecht

2.2.

Niet in geschil is dat het door de griffier geheven griffierecht in overeenstemming is met artikel 8:41 van de Awb. Zo belanghebbende betoogt dat het op voorhand heffen van griffierecht onrechtmatig is, faalt het betoog, omdat het geen steun vindt in het recht, ook niet in het Unierecht en het EVRM. Voor zover belanghebbende betoogt dat de hoogte van het griffierecht in strijd is met het Unierecht, volgt de rechtbank belanghebbende daarin ook niet, in aanmerking genomen dat de mogelijkheid bestaat om op verzoek vrijstelling van griffierecht te krijgen bij betalingsonmacht.3

Weigering van de voormalig gemachtigde

2.3.

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak4 een zogenoemde weigeringsbeslissing genomen ten aanzien van de gemachtigde die op dat moment belanghebbende vertegenwoordigde in deze procedure (de voormalig gemachtigde). Deze tussenuitspraak wordt als hier ingelast aangemerkt, zij het dat nog het volgende wordt overwogen.

2.4.

Nadat de weigeringsbeslissing is genomen, heeft de Hoge Raad verduidelijking gegeven over de regels inzake weigering op grond van artikel 8:25 van de Awb (de verduidelijking).5

De Hoge Raad heeft overwogen dat weigering mogelijk is in het geval de betrokken gemachtigde door stelselmatig nodeloos grievend, krenkend en/of beschadigend taalgebruik hetzij een doelmatige behandeling van het geschil ernstig bemoeilijkt, hetzij het gezag van de rechtspraak of van bij behandeling van de zaak betrokken functionarissen nodeloos en op onaanvaardbare wijze aantast. Een zodanig geval deed zich hier voor. De rechtbank verwijst daartoe naar de weigeringsbeslissing en een eerdere uitspraak waarin diezelfde weigeringsbeslissing aan de orde was.6

Uit de verduidelijking volgt ook dat de betrokken gemachtigde en de desbetreffende procespartij eerst in de gelegenheid moeten worden gesteld op het voornemen tot weigering te reageren. De rechtbank had dat in deze zaken niet gedaan. Hierin heeft de rechtbank echter geen aanleiding gezien om op de weigeringsbeslissing terug te komen. Voor de redenen daarvoor verwijst de rechtbank naar de zojuist bedoelde eerdere uitspraak, waaronder de gegeven reden dat aannemelijk is dat belanghebbende niet benadeeld is doordat de voormalig gemachtigde en belanghebbende niet in de gelegenheid zijn gesteld te reageren op het voornemen tot weigering.7 Zo al sprake is van een gebrek, wordt aan het gebrek voorbijgegaan.8

Bij de weigeringsbeslissing had de rechtbank niet alleen de voormalig gemachtigde geweigerd, maar ook de vennootschappen waarvan de voormalig gemachtigde (indirect) aandeelhouder is. Gelet op de verduidelijking had de rechtbank dit laatste – kort gezegd – niet mogen beslissen. De rechtbank komt daarom in zoverre op de tussenbeslissing terug.9 Daaraan worden verder geen gevolgen verbonden. Aannemelijk is namelijk dat belanghebbende hierdoor niet benadeeld is. Belanghebbende heeft zich na de weigeringsbeslissing laten vertegenwoordigen door een nieuwe gemachtigde, die bovendien – zo blijkt ook uit het proces-verbaal van de zitting van 29 oktober 2020 – nauw samenwerkt met de voormalig gemachtigde. Belanghebbende heeft verder kennelijk in de rechtspraak van de Hoge Raad geen aanleiding gezien om zich alsnog te laten vertegenwoordigen door een van de vennootschappen.

Ontvankelijkheid van het bezwaar

2.5.

Het gaat hier in elk van de zaken om het rentebedrag dat is vermeld op een kennisgeving over teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen die bedragen. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de rentebedragen gehandhaafd. De inspecteur heeft aldus geen aanleiding gezien de bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren. Zoals in de Rb-beslissing tot uitdrukking is gebracht, is in beroep de vraag opgekomen of die beslissing wel in alle zaken juist was. Aanleiding was de bevinding dat in een deel van de zaken wordt geprocedeerd over rentevergoeding ter zake van een teruggaaf van bpm, terwijl eerder al een rechter heeft beslist over rentevergoeding ter zake van diezelfde teruggaaf. Daarover zijn diverse prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd. Gelet op de antwoorden van de Hoge Raad en de reactie(s) van partijen, komt de rechtbank tot de volgende beoordeling van de ontvankelijkheid.

2.5.1.

De rechtbank stelt voorop dat wat vermeld is over de belastingrente in elk van de brieven met de kennisgeving teruggaaf van bpm, als uitgangspunt voldoet aan de criteria van de HR-beslissing, rov. 5.1.2, aan een rentebeschikking als bedoeld in artikel 30j AWR. Dit is als zodanig tussen partijen ook niet in geschil. Als uitgangspunt is daarom bezwaar mogelijk tegen de rentebeslissingen van de inspecteur.

2.5.2.

De inspecteur heeft in zijn reactie naar aanleiding van de HR-beslissing het volgende standpunt ingenomen voor de gevallen waarin rente is vergoed vanwege een teruggaaf van bpm die volgt uit een uitspraak op bezwaar. Volgens de inspecteur is ten onrechte op het bezwaar beslist, omdat het bezwaar als (onderdeel van een) beroep had moeten worden doorgezonden naar de rechtbank. De inspecteur verwijst daartoe naar rov. 5.3.2 van de HR-beslissing.

De rechtbank is het niet eens met de inspecteur. De inspecteur leest rov. 5.3.2 te ruim. Wat in die rechtsoverweging is vermeld ziet specifiek op de situatie waarin “de inspecteur bij uitspraak op bezwaar tegen een op aangifte voldaan bedrag aan belasting een rentebeschikking geeft” (onderstreping Rb). Naar de rechtbank begrijpt gaat het (dus) om de situatie waarin in hetzelfde document waarin de uitspraak op bezwaar is opgenomen tevens een rentebeschikking wordt gegeven. Steun voor deze lezing is ook te vinden in de analogie-argumentatie van de Hoge Raad, in diezelfde rov. 5.3.2, op basis van artikel 24a, lid 3, AWR. In dat artikellid wordt verwezen naar artikel 30j, tweede lid, eerste volzin, AWR. Die volzin luidt als volgt: “Het bedrag van de belastingrente wordt op het aanslagbiljet of op het afschrift van de uitspraak of bij de bekendmaking afzonderlijk vermeld.” Artikel 24a, lid 3, AWR verwijst niet naar de tweede volzin van artikel 30j, tweede lid, AWR, die als volgt luidt “Ingeval de eerste volzin geen toepassing vindt, blijkt het bedrag van de belastingrente uit het afschrift van de beschikking.”

Uit het dossier blijkt dat in de door de inspecteur bedoelde gevallen waarin rente is vergoed vanwege een teruggaaf van bpm die volgt uit een uitspraak op bezwaar, de inspecteur in de brieven met de uitspraak op bezwaar niet tevens een rentebeschikking heeft gegeven. Pas bij de kennisgeving...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT