Uitspraak Nº C/01/338730 / HA ZA 18-656. Rechtbank Oost-Brabant, 2019-08-28

ECLIECLI:NL:RBOBR:2019:5062
Docket NumberC/01/338730 / HA ZA 18-656
Date28 Agosto 2019

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/338730 / HA ZA 18-656

Vonnis van 28 augustus 2019

in de zaak van

vennootschap naar buitenlands recht

AMLIN INSURANCE SE,

gevestigd te Londen,

eiseres,

advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

STUWADOORSBEDRIJF VAN ROOIJ B.V.,

gevestigd te Hedel,

gedaagde,

advocaat mr. J. Streefkerk te Voorburg.

Partijen zullen hierna Amlin en Van Rooij genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 27 februari 2019

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 14 juni 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

SPAR is een groothandel in voedings- en genotmiddelen en heeft een distributiecentrum in Waalwijk (hierna: het distributiecentrum).

2.2.

Van Rooij is een stuwadoorsbedrijf dat een groot aantal jaren met SPAR heeft samengewerkt voor de uitvoering van logistieke diensten in het distributiecentrum. De samenwerking vond vanaf januari 2016 plaats op basis van een exclusiviteitsovereenkomst. Op de exclusiviteitsovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Van Rooij van toepassing. Deze voorwaarden luiden onder meer als volgt:

9. Aansprakelijkheid en vrijwaring

(...)

9.3

Van Rooij is nimmer aansprakelijk voor schade in enige vorm:

(…)

d. welke ontstaat aan of wordt veroorzaakt door transportmiddelen (waaronder begrepen, maar niet beperkt tot vorkheftrucks) van de Opdrachtgever, zelfs indien deze transportmiddelen worden bediend door medewerkers van Van Rooij.

(…)

9.5

Iedere vordering jegens Van Rooij, behalve die welke door Van Rooij is erkend, vervalt door het enkele verloop van 12 maanden na het ontstaan van de vordering.

(…)

9.8

De Opdrachtgever vrijwaart hierdoor Van Rooij, haar werknemers en haar voor de uitvoering van de overeenkomst ingeschakelde hulppersonen van iedere aanspraak van derden in verband met de uitvoering door Van Rooij van de overeenkomst, in zoverre die aanspraken meer of anders zijn dan die welke de Opdrachtgever toekomen jegens Van Rooij.

9.9

De Opdrachtgever is tevens aansprakelijk voor en zal zich verzekeren voor schade welke ontstaat door of aan transportmiddelen van de Opdrachtgever bij de uitvoering van de werkzaamheden, ongeacht of deze schade wordt veroorzaakt door werknemers van Van Rooij, door Van Rooij ingeschakelde hulppersonen of door werknemers van de Opdrachtgever.’

2.3.

De medewerkers in dienst van Van Rooij, [naam medewerker 1] (hierna: [naam medewerker 1] ), [naam medewerker 2] (hierna [naam medewerker 2] ) en [naam medewerker 3] , waren op 3 maart 2016 vanaf 13:00 uur werkzaam als reachtruckchauffeur in het distributiecentrum op de afdeling kruidenierswaren. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is [naam medewerker 1] een ongeval overkomen. Over het ontstaan van het ongeval heeft Amlin, onweersproken, het volgende gesteld:

‘Op basis van de getuigenverklaringen wordt vermoed dat [naam medewerker 1] , op weg naar [naam medewerker 2] om hem te helpen, gebruik heeft willen maken van zijn “stoelrem” (bij het verlaten van de stoel rijdt de reachtruck nog een stukje door, waarna reachtruck automatisch remt). [naam medewerker 1] is waarschijnlijk uitgestapt terwijl zijn reachtruck nog reed. Dit is echter in flagrante strijd met de veiligheidsinstructies. Waarschijnlijk heeft [naam medewerker 1] de snelheid van de nog rijdende reachtruck verkeerd ingeschat en/of is hij met zijn voet achter het rempedaal blijven haken, waarna hij van achteren door de reachtruck werd geraakt ter hoogte van zijn heup en zijn heup brak. Vervolgens werd [naam medewerker 1] met zijn buik tegen de (van voren gezien) linkerlepel van [naam medewerker 2] reachtruck geklemd. Hierbij liep hij tevens ernstige verwondingen aan zijn buik op.’

2.4.

De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: ISZW) heeft naar aanleiding van het ongeval onderzoek verricht en in haar proces-verbaal van 1 juni 2017 onder meer het volgende geconcludeerd.

‘Uit het onderzoek en verklaringen kan worden opgemaakt dat in 2016 het veiligheidsbewustzijn van de medewerkers van Stuwarooij B.V. laag is. Dat het effectrapport wat in 2012 werd opgesteld waarin dit ook beschreven staat, voor de partijen niet voldoende aanleiding is geweest om met regelmaat het veiligheidsbewustzijn bij de medewerkers onder de aandacht te brengen. Uit de verklaringen van de medewerkers van Stuwarooij blijkt dat er geen training of opleiding plaatsvindt met betrekking tot het veiligheidsbewustzijn en/of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT