Uitspraak Nº C/02/330057 / HA ZA 17-301. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-01-09

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:64
Date09 Enero 2019
Docket NumberC/02/330057 / HA ZA 17-301
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

vonnis

RECHTBANK ZEELAND -WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/330057 / HA ZA 17-301

Vonnis van 9 januari 2019

in de zaak van

1 [eiser sub 1] ,

wonende te [plaats 1] ,

2. [eiser sub 2],

wonende te [plaats 2] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres sub 3] ,

gevestigd te [plaats 2] ,

eisers,

advocaat mr. S.A. Wensing te Coevorden,

tegen

1. vennootschap onder firma

[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [plaats 3] ,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [plaats 3] ,

3. [gedaagde sub 3],

wonende te [plaats 3] ,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HOEVE DE GRIENT BV,

gevestigd te Etten-Leur,

gedaagden,

advocaat mr. L.M. Schelstraete te Oisterwijk.

Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. genoemd worden.

Eisers worden afzonderlijk respectievelijk aangeduid als mevrouw [eisers] , de heer [eisers] en [eiseres sub 3] .

Gedaagden worden afzonderlijk respectievelijk de VOF, mevrouw [gedaagden] , de heer [gedaagden] en Hoeve De Grient genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 14 maart 2018 en de daarin genoemde stukken,

  • -

    het deskundigenbericht van 29 augustus 2018,

  • -

    de conclusie na deskundigenbericht van [eisers] c.s.,

  • -

    de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagden] c.s.,

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling
2.1.

In het tussenvonnis van 11 oktober 2017 heeft de rechtbank in r.o. 3.6. en 3.9. onder meer overwogen dat in deze procedure Hoeve De Grient als verkoper van het paard [naam 1] heeft te gelden en [eiseres sub 3] als koper. Deze laatste betreft geen natuurlijk persoon en daarmee is geen sprake van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 lid 1 BW.

De vorderingen van de heer en mevrouw [eisers] dienen afgewezen te worden. Dit geldt ook voor de vorderingen jegens de heer en mevrouw [gedaagden] en de VOF. Daarmee liggen de vorderingen van [eiseres sub 3] jegens Hoeve De Grient ter beoordeling aan de rechtbank voor.

Daarnaast is in r.o. 3.15. overwogen dat op grond van de stellingen van partijen de rechtbank vaststelt dat [eiseres sub 3] een paard heeft gekocht waarvan zij blijkens de mededelingen namens verkoper mocht verwachten dat dit paard niet alleen gezond was, maar ook geschikt was om dressuurwedstrijden mee te rijden en dat de potentie had om dit op een hoger niveau dan L1, waarop het paard laatstelijk had gereden, te doen.

[eiseres sub 3] stelt weliswaar dat haar is gegarandeerd dat het paard geschikt zou zijn voor de hogere dressuursport, maar deze stelling is in het geheel niet nader onderbouwd met feiten en omstandigheden.

Uit de stellingen van [eiseres sub 3] volgt voorts dat ten tijde van de levering op 24 november 2015 het paard geen zichtbare gebreken vertoonde. Op 1 januari 2016 vertoonde het paard een verdikking in het linker achterbeen en werd nadien peesletsel door een dierenarts vastgesteld. Ook zou ouder littekenweefsel boven en onder de peesontsteking aanwezig zijn.

In r.o. 3.18. is opgenomen dat de stellingen van [eiseres sub 3] omtrent de ouderdom van de peesblessure en het aanwezige littekenweefsel in het linker achterbeen van het paard niet heel specifiek zijn, maar de rechtbank begrijpt dat beoogd is te stellen hetgeen voor toewijzing van de vordering nodig is, namelijk dat het gestelde peesletsel en/of littekenweefsel in het linker achterbeen van het paard reeds aanwezig was bij de levering van het paard op 24 november 2015 en dat de aanwezigheid daarvan in de weg staat aan de geschiktheid van het paard voor de dressuursport. Is dat het geval dan betreft dit een tekortkoming die in beginsel voor rekening van Hoeve De Grient als verkoper komt, ook als deze het gebrek kende noch behoefde te kennen.

In r.o. 3.20. concludeert de rechtbank dat zij mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Hoeve De Grient niet kan vaststellen of met name het littekenweefsel in de pees reeds aanwezig was op het moment van de levering en of sprake was van een gebrek dat in de weg staat aan het gebruik van [naam 1] als dressuurpaard.

2.2.

De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 14 maart 2018 een onderzoek door deskundige [naam deskundige 1] bevolen ter beantwoording van de verder op in dit vonnis weergegeven vragen.

In r.o. 2.10. heeft de rechtbank overwogen dat zij van de deskundige duidelijkheid wenst te verkrijgen omtrent de vraag of het paard [naam 1] op het moment van de levering op 24 november 2015 het gestelde letsel had en of daarmee sprake was van een gebrek dat in de weg staat aan het gebruik van [naam 1] als dressuurpaard of dat maakt dat [naam 1] niet als een gezond paard kan worden aangemerkt.

2.3.

Bij deskundigenbericht van 29 augustus 2018 heeft de door de

rechtbank benoemde deskundige de aan hem gestelde vragen als volgt beantwoord.

a. Kunt u aan de hand van een eigen onderzoek van het paard [naam 1] in combinatie

met de bevindingen van de dierenartsen welke zich in het dossier bevinden vaststellen of bij [naam 1] sprake is van een blessure en/of littekenweefsel in/bij de Interosseus van het linker achterbeen? Graag uw antwoord toelichten.

Ja, op het tijdstip van een door mij uit te voeren onderzoek kan ik vaststellen of bij [naam 1] sprake is van een blessure en/of littekenweefsel van het linker achterbeen.

Onderbouwing : Aan de hand van een eigen echografisch onderzoek zou ik kunnen vaststellen of er op de dag van het door mij uit tevoren onderzoek een blessure en/of littekenweefsel zichtbaar is, in de metatarsale regio (pees regio), van het linker achterbeen. Echter, een dergelijk door mij uit te voeren onderzoek is in deze casus niet geïndiceerd, zie mijn antwoorden op de volgende vragen.

b. Welke conclusie verbindt u aan het rapport van 6 oktober 2015 van drs. [naam deskundige] , waarbij u met name wordt verzocht in te gaan op de betekenis van de vermelding plusminus op pagina 2 van het keuringsrapport bij het onderdeel ‘wegdraven na 1 minuut’ bij het been linksvoor?’

De betekenis van de vermelding plus/minus op pagina 2 van het onderzoeksrapport met nummer 15094 ondertekend door Paardenarts [naam deskundige] op 6 oktober 2015 bij het onderdeel ‘wegdraven na 1 minuut’ bij het been linksvoor is dat na het doen van de buigproef met de duur van 1 minuut het paard bij het wegdraven twee of drie passen onregelmatig is, dit wordt dan als dubieus (+/-) beoordeeld.

Onderbouwing: Bij de keuring van het paard wordt o.s. het locomotie-apparaat onderzocht. In het boek “De veterinaire keuring van het paard”, 2007, hoofdstuk XIV Locomotie-apparaat, blz. 81-84 worden de buigproeven beschreven (bijlage 1). De beoordeling van de buigproeven is een beoordeling van het wegdraven van het paard door de keurend dierenarts nadat de ondervoet en/of sprong 1 minuut gebogen is. Als het paard bij het wegdraven direct goed loopt, is de buigproef negatief. Is het paard bij het wegdraven twee of drie passen onregelmatig dan wordt de buigproef als dubieus (+/-) beoordeeld. Als het paard een zes- tot zevental (zeer) kreupele passen doet en daarna weer redelijk goed loopt, is de reactie positief (+) te noemen. Blijft de kreupelheid langer bestaan, dan is de reactie sterk positief (++). Een dubieuze beoordeling van een buigproef staat qua interpretatie nooit op zichzelf en de betekening daarvan moet bezien worden in het totaal aan waarnemingen die aan het paard gedaan zijn bij de keuring.

c. Kunt u vaststellen of voor en/of op 24 november 2015 voornoemde blessure en/of

voornoemd littekenweefsel aanwezig waren? Graag uw antwoord toelichten.

Ja, dat kan ik, weliswaar niet op basis van de echobeelden van 5 en 12 januari 2016, maar wel aan de hand van de mij beschikbaar gestelde röntgenopnamen gedateerd op 6 oktober 2015 en behorende bij het onderzoeksrapport met nummer 15094.

Onderbouwing: Bij bestudering/ interpretatie van de röntgenbeelden behorend bij het onderzoeksrapport met nummer 15094, gedateerd 6 oktober 2015, blijkt dat bij het linker achterbeen er een duidelijke toename in omvang is van met name de schenkels van de tendo interosseus (tussenpees), zie bijlage 2 voor de beelden en bijlage 3 voor een verdere beschrijving hiervan. Het is niet uit te maken of de binnenste of de buitenste schenkels van de tussenpees hiervoor verantwoordelijk is of mogelijk beide schenkels hier verantwoordelijk voor zijn. Ook is niet uit te maken hoe de structuur van het weefsel er uitziet. Hiervoor is aanvullend echografisch onderzoek noodzakelijk. Wel kan men concluderen dat ten tijde van de keuring op 6 oktober 2015 er röntgenologisch veranderingen aanwezig waren aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT