Uitspraak Nº C/02/350894 FARK 18-5598. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-04-24

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:2090
Docket NumberC/02/350894 FARK 18-5598
Date24 Abril 2020
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats: Breda

Zaaknummer: C/02/350894 FA RK 18-5598

datum uitspraak: 24 april 2020

Nadere beschikking


in de zaak van

[verzoeker]

hierna te noemen de man,

wonende te Zevenbergen,

advocaat: mr. M.M. Kleijnen te ‘s-Hertogenbosch,

tegen

[verweerster] ,

hierna te noemen de vrouw,

wonende te Oosterhout,

advocaat: mr. M. Akça-Altun te Breda,

betreffende de minderjarige

[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2017.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,

hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1 Het verdere procesverloop
1.1

De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:

- de beschikking van de rechtbank in deze zaak van 10 mei 2019 en de daarin

genoemde stukken;

  • -

    de op 2 maart 2020 ontvangen rapportage van de Raad;

  • -

    de op 6 maart 2020 ontvangen brief van de Raad met als bijlage de reactie van de

vrouw op het conceptrapport;

  • -

    het op 20 maart 2020 ontvangen e-mailbericht van mr. Akça-Altun, met bijlagen

  • -

    het op 20 maart 2020 ontvangen faxbericht van mr. Kleijnen;

  • -

    het op 1 april 2020 ontvangen verweerschrift van mr. Akça-Altun.

Het verzoek is behandeld ter zitting - met gesloten deuren - van 2 april 2020.

Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat betrokkenen telefonisch zijn gehoord en niet in persoon. De betrokkenen zijn tijdens het telefonisch horen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkenen in persoon laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen.

Ter zitting zijn gehoord:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Akça-Altun,

- de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Kleijnen,

- een zittingsvertegenwoordigster van de Raad,

- een zittingsvertegenwoordigster van de GI.

Gelet op de nauwe samenhang van het onderhavige door de man ingediende verzoeken met het door de Raad ingediende verzoek tot ondertoezichtstelling in de zaak met kenmerk C/02/369526 JE RK 20-400, zijn deze verzoekschriften ter terechtzitting gezamenlijk behandeld. In de zaak van de Raad is bij separate beschikking beslist.

1.2

Formeel bezwaar moeder tegen behandeling verzoek gezag en omgang

Namens de vrouw is formeel bezwaar gemaakt tegen de behandeling van de verzoeken van de man ten aanzien van het gezag en het vaststelling van een omgangsregeling, nu deze niet als urgent moet worden aangemerkt. Daarbij komt dat een gezagskwestie volgens de richtlijnen op www.rechtspraak.nl niet worden aangemerkt als urgent, aldus de vrouw.

Namens de man is aangevoerd dat de vrouw geen verweer voert tegen de vaststelling van de reguliere omgangsregeling zoals door de man verzocht. Het komt de man dan ook praktisch voor om de bij de vorige beschikking vastgelegde voorlopige regeling definitief te maken en dit vast te leggen in een beschikking, temeer omdat het verzoek nu al twee jaar loopt. De man verzoekt de rechtbank om de zaak, gezien het voorgaande en gelet op de samenhang tussen deze zaak en het verzoek tot ondertoezichtstelling van de Raad voor de Kinderbescherming, wel als urgent aan te merken.

De Raad stelt zich op het standpunt dat dit verzoek van de man op zitting moet worden behandeld, gezien de verwevenheid met het verzoek tot ondertoezichtstelling, waarvan de Raad overigens ook van mening is dat deze als urgent moet worden aangemerkt.

De rechtbank overweegt als volgt. Zoals ter zitting ook is besproken ligt de vraag of een verzoek tot gezag en omgang al dan niet urgent is voor aan de behandelend kinderrechter. Gelet op voornoemde toelichting van de Raad en de verdere na te melden inhoudelijke beoordeling van de zaak, oordeelt de kinderrechter dat de zaak wel degelijk als urgent moet worden aangemerkt. Daarbij komt dat de rechtbank de ondertoezichtstellingszaak C/02/369526 JE RK 20-400 als urgent heeft aangemerkt en de rechtbank van oordeel is dat er een noodzaak is om beide zaken gezamenlijk te behandelen. Gelet op de inhoud van de zaken kunnen deze, naar het oordeel van de rechtbank niet worden losgekoppeld.

2 De feiten
2.1

Aan de orde is nog een verzoek van de man - door de vrouw weersproken - ertoe strekkende te bepalen dat:

- hij en de vrouw het gezag over [minderjarige 2] voortaan gezamenlijk uitoefenen;

- hij in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd is tot contact met [minderjarige 2] gedurende de ene week van vrijdag uit het kinderdagverblijf tot zondag 19.00 uur...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT