Uitspraak Nº C/03/259139 / JE RK 19-31. Rechtbank Limburg, 2019-01-30

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:1102
Docket NumberC/03/259139 / JE RK 19-31
Date30 Enero 2019

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd

Zittingsplaats: Maastricht

zaakgegevens: C/03/259139 / JE RK 19-31

datum uitspraak: 30 januari 2019

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing


in de zaak van

de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidoost-Nederland,

hierna te noemen: de raad,

gevestigd te Maastricht,

betreffende

[minderjarige] ,

hierna te noemen [minderjarige] ,

geboren op [2008] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen de moeder,

wonend te [woonplaats] ,

en

[belanghebbende 2] en

[belanghebbende 3] ,

hierna te noemen de gezinshuisouders,

wonend te [woonplaats] , [gemeente] .

1 Het procesverloop


Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de raad van 3 januari 2019, ingekomen bij de griffie op 4 januari 2019.

Op 22 januari 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waar zijn gehoord:

- de moeder,

- een vertegenwoordigster van de raad.

Opgeroepen en niet verschenen zijn de gezinshuisouders van [X] in [woonplaats] .

2 De feiten

Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[minderjarige] woont in een gezinshuis.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

De raad verzoekt [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen: de GI. Tevens verzoekt de raad [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden uit huis te plaatsen in het gezinshuis van de Driestroom waar ze thans verblijft.

Ter onderbouwing van het verzoek verwijst de raad naar het verzoekschrift en de daarbij gevoegde stukken.

3.2.

De moeder stemt in met de verzoeken. Ze hoopt dat de tussenkomst van een gezinsvoogd ervoor kan zorgen dat het contact met de gezinsouders beter gaat lopen en dat afspraken worden nagekomen. De moeder stemt in met de uithuisplaatsing maar staat daar gevoelsmatig niet achter, onder meer omdat het volgens de moeder bij haar thuis met [minderjarige] heel goed gaat en ze de problemen die in het gezinshuis worden waargenomen, niet herkent.

3.3.

De gezinsouders hebben geen verweer gevoerd tegen de verzoeken.

4 De beoordeling

4.1.

Ter beantwoording van de vraag of [minderjarige] onder toezicht dient te worden gesteld, dient het bepaalde in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT