Uitspraak Nº C/03/264740 / HA RK 19-115. Rechtbank Limburg, 2020-02-12

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:1065
Docket NumberC/03/264740 / HA RK 19-115
Date12 Febrero 2020

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rekestnummer: C/03/264740 / HA RK 19-115

Beschikking van 12 februari 2020

in de zaak van

[appellant] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat mr. A.J.G. Bisscheroux te Kerkrade

tegen de beschikking van de rechter-commissaris mr. P. Hoekstra (hierna: de rechter-commissaris) in de schuldsaneringsregeling van [appellant] (hierna: [appellant] ).

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift ex artikel 315 Faillissementswet (Fw) met producties, ter griffie ontvangen op 17 mei 2019

- de zienswijze van de rechter-commissaris neergelegd in zijn brief van 29 mei 2019

- de mondelinge behandeling van 2 juli 2019,

- de brief met bijlagen van mr. Bisscheroux, zoals ontvangen op 25 september 2019,

- de brief met bijlage van [bewindvoerder] , zoals ontvangen op 7 oktober 2019,

- de brief met bijlagen van mr. Bisscheroux, zoals ontvangen op 20 november 2019,

- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 3 december 2019

- de verificatielijst, overgelegd door [bewindvoerder] op 11 december 2019.

Ter zitting zijn verschenen:

- [appellant] , bijgestaan door mr. Bisscheroux;

- [bewindvoerder] , de wsnp-bewindvoerder.

2 De feiten
2.1.

Bij vonnis van deze rechtbank van 16 april 2013 is op eigen aangifte het faillisse-ment van [appellant] , h.o.d.n. [handelsnaam] , uitgesproken waarbij mr. P.J.H. Keulers tot curator werd aangesteld. Bij beschikking van 7 april 2015 is mr. Keulers wegens vertrek uit de advocatuur vervangen door mr. C.R.N. de Boer.

2.2.

Bij vonnis van deze rechtbank van 27 juni 2017 is het faillissement van [appellant] opgeheven en is hij op zijn verzoek toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) met benoeming van mr. R.P.J. Quaedackers, tot rechter-commissaris en aanstelling van [bewindvoerder] tot bewindvoerder (insolventienummer C/03/17/421 R). Op dit moment is
mr. P. Hoekstra de rechter-commissaris.

2.3.

[appellant] heeft in 1985 een levensverzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden (hierna: NN) met polisnummer 7864425 (hierna: de levensverzekering) met een looptijd van 1 juli 1985 tot 1 juli 2017 met een fiscale lijfrenteclausule. Die clausule houdt – kort gezegd – in dat de uitkeringen uit hoofde van die levensverzekering bij opeisbaarheid uitsluitend kunnen worden aangewend als koopsom voor een lijfrente. De opeenvolgende faillissementscuratoren hebben de levensverzekering gedurende het faillissement niet afgekocht.

2.4.

De levensverzekering is geëxpireerd op 1 juli 2017 zonder dat [appellant] het opgebouwde kapitaal van € 86.660,87, waarin begrepen een bedrag van € 23.402,09 (ongeveer 27%) aan opgebouwde winstdeling, heeft geïnvesteerd in een lijfrente.

2.5.

[appellant] heeft de rechter-commissaris in november 2017 verzocht “zijn visie te geven” op de vraag of het opgebouwde kapitaal buiten de boedel kan worden gelaten om het te gebruiken voor de aankoop van een lijfrente als oudedagsvoorziening voor hemzelf en zijn echtgenote.

2.6.

De rechter-commissaris stond hier kennelijk afwijzend tegenover. [appellant] is daarna bij dagvaarding van 6 juli 2018 een civiele procedure gestart tegen de bewindvoerder die heeft geleid tot het vonnis van deze rechtbank van 10 april 2019, waarbij [appellant] niet ontvankelijk is verklaard in zijn vorderingen. [appellant] vorderde in die procedure – kort samengevat – dat de bewindvoerder zou worden veroordeeld medewerking te verlenen aan het omzetten van zijn vordering op NN in een lijfrente waarbij het opgebouwde kapitaal buiten de boedel zou blijven om daarmee de oudedagsvoorziening van [appellant] te waarborgen.

2.7.

Na dit vonnis heeft [appellant] de rechter-commissaris kennelijk – het verzoek bevindt zich niet in het dossier – verzocht te bepalen dat het opgebouwde kapitaal buiten de boedel kan worden gelaten om het te gebruiken voor een lijfrente als oudedagsvoorziening voor hemzelf en zijn echtgenote.

2.8.

Bij beschikking van 14 mei 2019 heeft de rechter-commissaris bepaald dat de levensverzekeringspolis van [appellant] die is geëxpireerd op 1 juli 2017 tot de boedel dient te worden gerekend en dat de gelden die zijn vrijgevallen aan de boedel toekomen. De rechter-commissaris verwijst voor de onderbouwing van zijn standpunt naar punt 7 en 8 van de conclusie van antwoord van de bewindvoerder in voormelde civiele procedure. Deze motivering komt erop neer dat de Levensverzekering van rechtswege tot uitkering komt en dat die uitkering op grond van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT