Uitspraak Nº C/08/214460 / KG ZA 18-57. Rechtbank Overijssel, 2018-03-16

ECLIECLI:NL:RBOVE:2018:823
Date16 Marzo 2018
Docket NumberC/08/214460 / KG ZA 18-57
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rolnummer: C/08/214460 / KG ZA 18-57

Vonnis in kort geding van 16 maart 2018

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE GEMEENTE KAMPEN,

zetelend te Kampen,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie, hierna te noemen de gemeente,

advocaat mr. J.J.M. Pinners te Zwolle,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 1] ,

gedaagde in conventie, hierna te noemen [gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],

wonende te [plaats 1] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie, hierna te noemen [gedaagde 2] ,

advocaat mr. J.W. Both te Dronten.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 22 februari 2018

  • -

    de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie

  • -

    de e-mails van 27 februari en 1 maart 2018 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met daarin een hyperlink naar twee videobestanden

  • -

    de bij brief van 1 maart 2018 toegezonden aanvullende producties van de gemeente

  • -

    de mondelinge behandeling van 2 maart 2018

  • -

    de pleitnota van de gemeente

  • -

    de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.2.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

De gemeente is eigenaar van de woonwagenstandplaats aan [adres 1] te [plaats 2] (hierna te noemen de standplaats).

2.2.

Bij vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 18 augustus 2015, gewezen tussen de gemeente en [gedaagde 2] , is de tussen de gemeente en [gedaagde 2] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats ontbonden en is [gedaagde 2] veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dat vonnis de standplaats met al het zijne en de zijnen en onder medeneming van al zijn eigendommen te ontruimen en ontruimd te houden. Ook is [gedaagde 2] in dat vonnis veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure, zowel in conventie als in reconventie en waaronder nakosten.

2.3.

Bij exploot van 21 augustus 2015 is voornoemd vonnis aan [gedaagde 2] betekend en is aan hem bevel gedaan om binnen twee weken na de dag van betekening tot ontruiming van de standplaats over te gaan en binnen twee dagen na de dag van betekening tot betaling van een bedrag van € 1.279,79 aan proceskosten en kosten van het betekeningsexploot.

2.4.

Bij arrest van 23 mei 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van 18 augustus 2015 bekrachtigd en is [gedaagde 2] veroordeeld in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.

2.5.

Voornoemd arrest is bij exploot van 26 juni 2017 aan [gedaagde 2] betekend. Daarbij is aan hem bevel gedaan om de standplaats uiterlijk op 1 september 2017 te ontruimen en om binnen twee dagen na de dag van betekening over te gaan tot betaling van een bedrag van € 5.103,37 aan proceskosten uit hoofde van het vonnis van 18 augustus 2015 en het arrest van 23 mei 2017, nakosten, betekeningskosten, reeds gemaakte executiekosten en kosten van het betekeningsexploot. Ook is aangezegd dat indien niet aan dat bevel voldaan zou worden, de executoriale titel(s) ten uitvoer zou(den) worden gelegd en dat de gerechtelijke ontruiming op 7 september 2017 zou geschieden.

2.6.

Per brief van 29 juni 2017 heeft mr. Both aan de gemeente kenbaar gemaakt dat [gedaagde 1] een retentierecht heeft gevestigd op de woonwagen.

2.7.

Bij vonnis in kort geding van 13 juli 2017 van de voorzieningenrechter te Zwolle is [gedaagde 1] veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de standplaats met al het hare en de haren en onder medeneming van al haar (mede)eigendommen, waaronder de zich op de standplaats bevindende woonwagen, te ontruimen en ontruimd te laten en is zij veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure, in conventie en in reconventie en waaronder nakosten. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.

2.8.

In voornoemd kort geding vonnis staat onder de feiten, voor zover van belang, het volgende vermeld:

2. De feiten

(…)

2.18.

[gedaagde 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van 18 augustus 2015. In de betreffende memorie van grieven staat over de eigendom van de woonwagen vermeld:

“De woonwagen die daar als sinds jaar en dag op staat, tot op de dag van vandaag, is van partijen samen en is relatief luxe en kostbaar.”

[gedaagde 2] heeft tijdens het pleidooi van 31 maart 2017 in de betreffende hoger beroep procedure, bij welk pleidooi [gedaagde 1] ook aanwezig was, ten aanzien van de eigendom van de woonwagen blijkens het proces-verbaal van de betreffende zitting het volgende verklaard:
“juridisch gezien is [gedaagde 1] de eigenaar van de woning, maar wij zijn één. Er zijn geen eigendomspapieren, want kadastraal is er niks geregeld. In 1999/2000 is het huis gebouwd door mijzelf. De bouwmaterialen en dergelijke zijn betaald door degene die maar net op dat moment naar de bouwmarkt ging. Er is geen hypotheek op de wagen. Wij zouden pas een hypotheek krijgen als de grond van ons zou zijn. (..) Er is geen bewijs van wie de wagen precies is.

2.19.

In een door [gedaagde 2] aanhangig gemaakt kort geding bij de voorzieningenrechter te Zwolle en in een door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] aangespannen procedure bij het College voor de Rechten van de Mens is als feit vastgesteld dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] gezamenlijk eigenaar zijn van de woonwagen.

2.20.

Bij arrest van 23 mei 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de kantonrechter van 18 augustus 2015 bekrachtigd. In dat arrest is, voor zover van belang, het volgende overwogen:

“(…)
[gedaagde 1] is geen partij in deze procedure. Van haar staat vast dat zij ook geen medehuurster is. Wel is zij waarschijnlijk mede-eigenaar van de woonwagen en pretendeert zij een leveringsrecht te hebben, waarover in deze procedure geen beslissing is komen te vallen. Het gaat het bestek van deze procedure, waarin [gedaagde 1] niet is betrokken, te buiten dat de gemeente wordt gemachtigd een waarschijnlijk in mede-eigendom van [gedaagde 1] toebehorende wagen – in de woorden van [gedaagde 2] – te “knijpen” (vernietigen).”

2.21.

In een door de gemeente op 3 april 2017 van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ontvangen brief staat, voor zover relevant, vermeld:

“Wij, [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , verklaren dat wij samen eigenaar zijn van de wagen aan [adres 1] te [plaats 2] .”

2.9.

Het kort geding vonnis van 13 juli 2017 is op 17 juli 2017 aan [gedaagde 1] betekend. In het betekeningsexploot is aan [gedaagde 1] bevel gedaan om binnen veertien dagen na de dag van betekening de standplaats te ontruimen en om binnen twee dagen na de dag van betekening een bedrag van € 2.210,54 aan proceskosten, nakosten en kosten van het betekeningsexploot te voldoen. Ook is [gedaagde 1] aangezegd dat indien niet aan dat bevel voldaan zou worden, het vonnis ten uitvoer zou worden gelegd en dat de gerechtelijke ontruiming op 7 september 2017 zou geschieden.

2.10.

Op verzoek van de gemeente heeft het bedrijf 4Risk de woonwagen in week 36 van 2017 getaxeerd. Daarbij is de waarde van de woonwagen vastgesteld op een bedrag van
€ 30.200,00. Ter zake van die taxatie heeft 4Risk een bedrag van € 950,00 exclusief btw aan de gemeente gefactureerd.

2.11.

In een e-mail van 4Risk d.d. 23 oktober 2017 aan een adviseur van de gemeente Kampen staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:

“(…) Indien er rekening gehouden moet worden met een executiebeslag en een restwaarde na het verplaatsen van de woonwagen zal dit inderdaad zijn effect hebben op de dagwaarde. Gemiddeld kan er uitgegaan worden van 60% van de dagwaarde bij executie.

Je spreekt dan over een rest dagwaarde van € 18.120,-.”

2.12.

Op 7 september 2017 is de standplaats door de deurwaarder en met behulp van onder meer de politie ontruimd. Op die datum is tevens uit kracht van het vonnis van 18 augustus 2015 en het vonnis in kort geding van 13 juli 2017 executoriaal beslag gelegd op de woonwagen en is deze in gerechtelijke bewaring gegeven ter executoriale verkoop.

2.13.

Het proces-verbaal houdende executoriaal beslag en het proces-verbaal houdende relaas van gerechtelijke inbewaringgeving zijn bij exploot van 11 september 2017 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betekend. Deze betekening heeft plaatsgehad aan het Arrondissementsparket Oost-Nederland te Arnhem. In het betekeningsexploot is aangezegd dat de woonwagen op 18 december 2017 openbaar zou worden verkocht.

2.14.

De ontruiming is onder regie van de deurwaarder uitgevoerd door het bedrijf [X] (hierna te noemen [X] ). Zij heeft ter zake van deze ontruiming een bedrag van € 42.337,32 aan de gemeente in rekening gebracht.

2.15.

In de door [X] aan de gemeente uitgebrachte offerte staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“er is gerekend met 250m opslag voor de periode van drie maanden elke extra week kost

€ 2.500”.

2.16.

Op 12 september 2017 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] via internet aan de gemeente [plaats 1] doorgegeven dat zij per 6 september 2017 woonachtig zijn op het adres [adres 2] te [plaats 1] .

2.17.

Rond half december 2017 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op laatstgenoemd adres een brief van de deurwaarder ontvangen met de mededeling dat is overgegaan tot het aanplakken van de plaats en het tijdstip van de openbare verkoop van de woonwagen en dat deze verkoop zal plaatsvinden op 18 december 2017. Het betreffende plakkaat was bij die brief gevoegd.

2.18.

Mr. Both heeft per brief van 15 december 2017 bezwaar gemaakt tegen de openbare verkoop van de woonwagen.

2.19.

Omdat zich tijdens de openbare verkoop op 18 december 2017 geen potentiële koper met betrekking tot...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT